Bespiegeling over en vormgeving aan de revalidatie van patienten in een psychiatrische inrichting
De stelregel, dat de revalidatie in het ziekenhuis moet beginnen geldt niet alleen voor lichamelijk zieken, maar ook voor geestelijk gestoorden.
Even belangrijk als „wat heeft de patiënt' is het antwoord op de vraag „wat kan hij nog'.
Een confrontatie met de maatschappij roept angstreacties op bij veel meer patiënten dan men geneigd is te veronderstellen. Hoewel men deze mechanismen vooral zou verwachten bij chronisch verpleegden, is gebleken, dat een gelijksoortige problematiek bij acute gevallen even sterk aanwezig is. Allerlei afweerverschijnselen en symptoomverschuivingen konden worden waargenomen. Terugkeer naar de normale sociale verhoudingen vraagt een hernieuwde aanpassing. Om deze te bereiken is in vele gevallen intensieve begeleiding noodzakelijk.
De administratieve ontslagdatum bleek een onnatuurlijke grens der inrichtingsbemoeienis. Voor een verantwoorde resocialisatie was het meerdere malen noodzakelijk dat de patiënt, alvorens de inrichting definitief te verlaten, nog een tijdlang heen en weer reisde tussen werkobject en revalidatiecentrum. Deze wisselwerking kon niet worden gemist.
In de gevolgde procedure werd geappelleerd aan het eigen verantwoordelijkheidsgevoel van de patiënt. Hij werd direct in het overleg betrokken, ging bij voorkeur alleen solliciteren en ontsloeg op den duur zichzelf. Moeilijkheden die zich voordeden konden in individuele contacten met de revalidatiepsychiater en in groepsbesprekingen regelmatig worden doorgesproken. Eenhoofdige leiding bij het heen helpen over de barrière van het ontslag bleek van een niet te onderschatten betekenis.
Onze ervaringen hebben tot de conclusie geleid, dat het hier gaat om een stuk behandeling behorende bij de taak der inrichting. Uiteraard kan een goede samenwerking met de SPD's niet worden gemist. De patiënt wordt aan deze diensten overgedragen zodra het ontslag uit het psychiatrische ziekenhuis een feit is geworden.
Van de 43 patiënten bij wie het verblijf in het revalidatiecentrum kon worden beëindigd zijn 24 als tot dusver geslaagd te beschouwen, 7 kwamen nog niet verder als de gezinsverpleging, 9 keerden terug naar het paviljoen van herkomst en 3 mislukten. Het in dit artikel beschreven revalidatie-instituut is een typisch voorbeeld van differentiatie binnen het raam van de inrichting. Men zou kunnen redetwisten over de vraag of een dergelijk intramuraal centrum al of niet de voorkeur verdient boven een extramuraal sluisinternaat. De tot nu toe opgedane ervaringen zijn nog van te korte duur om een oordeel over deze kwestie uit te spreken. Zoals het echter zo dikwijls is zal het in dezen niet om een of-of gaan maar om een en-en. Het één vult het ander aan. Voor een bepaalde groep patiënten blijft de revalidatie binnen de inrichting onvoldoende en bestaat er zeker behoefte om via een sluisinternaat het aanpassingsproces aan de maatschappij verder af te ronden.
De psychopathologie van opgenomen zijn en ontslagen worden vraagt een verdere bestudering. Ook vanuit dit gezichtspunt bieden onze voorlopige ervaringen reeds zeer interessante perspectieven.