Schematherapie bij borderline-persoonlijkheidsstoornis
Mijn boekbespreking van de vorige uitgave van dit boek in 2010 begon met de uitspraak: ‘Schematherapie is ‘in’’, en dit blijkt ruim tien jaar later, met de nieuwe, herziene uitgave van het boek Schematherapie bij borderline-persoonlijkheidsstoornis, nog steeds het geval. Schematherapie is in de afgelopen 20 jaar een effectieve en veel toegepaste behandeling gebleken van patiënten met persoonlijkheidsstoornissen. Vooral geschikt bij de borderlinepersoonlijkheidsstoornis, maar, zo blijkt uit deze nieuwe uitgave, ook in de forensische setting, bij kinderen en adolescenten, en in andere toepassingen zoals de vaktherapie, en bij groepen en echtparen.
Net als de editie uit 2010 is ook dit een helder geschreven boek waarin de schematherapie duidelijk wordt uitgelegd met vooral nadruk op de schemamodi.
De voornaamste verschillen tussen de uitgave uit 2010 en de huidige uitgave zijn dat de auteurs, naast de presentatie van onderzoeksbevindingen over de effectiviteit van schematherapie, de modi uitgebreider bespreken, met meer casusconceptualisaties, praktijkvoorbeelden en tips voor de behandelaar. Wel hebben zij weer nieuwe modi toegevoegd, zoals de aanval- en pestmodus en de zelfverheerlijker (blz. 37) zonder dat duidelijk is wat de plaats daarvan is in de theorievorming.
Waar in de editie van 2010 de voorbeelden vaak de lichtere problemen betroffen (gepest worden of te weinig aandacht krijgen), wordt nu ernstiger problematiek beschreven waarbij de auteurs soms doorschieten in zwart-witdenken. Bijvoorbeeld: als er sprake is van (misplaatste) loyaliteit aan een van de ouders wordt deze ouder als ‘jouw straffende moeder/vader’ betiteld (blz. 45). Er lijkt weinig oog voor de complexe loyaliteitsgevoelens van mensen die als kind misbruikt of verwaarloosd zijn.
In dit boek besteden de auteurs kort aandacht aan schematherapie in (dag)klinische setting en in vaktherapieën; dit zou meer aandacht verdienen, zeker omdat patiënten schematherapie nogal eens als (te) cognitief en analyserend ervaren. Ook wordt internationaal onderzoek (Arntz en Farrell) gepresenteerd waarbij groepsschematherapie in combinatie met individuele schematherapie positief effect heeft, onder andere op de ernst van de borderlinestoornis en het voorkómen van uitval uit de behandeling.
Mijn conclusie is dat met deze nieuwe publicatie duidelijk wordt dat de schematherapie zich blijft ontwikkelen en inmiddels een terechte plaats gekregen heeft in de behandeling van ernstiger persoonlijkheidsproblematiek.
M. Thunnissen, vrijgevestigd psychiater, Bergen op Zoom