Verwijzing van gestabiliseerde patiënt met psychotische stoornis naar huisarts: kan dat? Een vooronderzoek
Achtergrond In diverse landen spelen huisartsen een belangrijke rol in de behandeling van mensen met een non-affectieve psychotische stoornis (NAPS). Het is onduidelijk hoe het deze patiënten vergaat.
Doel Vergelijken van het psychiatrisch beloop van patiënten met NAPS die de ggz verwijst naar de huisarts met dat van patiënten die in behandeling blijven bij de ggz.
Methode In een retrospectieve, vergelijkende cohortstudie werden 20 door de ggz naar de huisarts verwezen patiënten (HA-cohort) vergeleken met 20 op leeftijd en geslacht gematchte patiënten die bij de ggz in behandeling bleven (ggz-cohort). Het klinisch beloop werd met de huisarts respectievelijk de ggz-behandelaar geëvalueerd. Daarnaast werden medicatietrouw en redenen voor (terug)verwijzing naar de huisarts en de ggz geregistreerd.
Resultaten In het HA-cohort verslechterden meer patiënten (70%) dan in het ggz-cohort (5%) (p < 0,001). In het ggz-cohort waren meer patiënten medicatietrouw (90%) dan in het HA-cohort (67%) (p = 0,078). Na ongeveer vier jaar was 65% van de patiënten van het HA-cohort weer in zorg bij de ggz. Van de 13 patiënten die bij stabiel functioneren naar de huisarts werden verwezen, verslechterden meer patiënten (54%) dan van de aan hen gematchte patiënten in het ggz-cohort (8%) (p = 0,034).
Conclusie De resultaten ondersteunen terughoudendheid bij verwijzing naar de huisarts van patiënten die wegens een NAPS in zorg zijn bij de ggz.