Niet alleen ons brein. Een pleidooi voor psychoalfabetisering
Hoe vaak heb je nog echt contact met anderen, vraagt Jaap Wijkstra (oud-opleider en psychiater) zich af in zijn nieuwe boek Niet alleen ons brein. Het is de aanzet voor een doorwrocht boek met een enorme ambitie: hoe zorg je dat mensen een non-directieve houding aannemen om in contact met zichzelf en de ander tot meer zelfinzicht te komen?
Het is duidelijk dat Wijkstra zich stoort aan wat hij ziet als het huidige onvermogen tot reflectie en zelfinzicht en vermijding van de innerlijke wereld. Het pleidooi voor een dergelijke ‘psychoalfbetisering’ (een verschrikkelijke term, maar een beter alternatief heb ik niet) is overtuigend. Het gaat daarbij niet om het individu, maar om het individu in een groep, door Wijkstra treffend autonomie-in-verbondenheid genoemd.
Een verstoord evenwicht in deze autonomie-in-verbondenheid ziet Wijkstra als verklaring waarom veel professionals de zorg en het onderwijs verlaten. Hoe kan de mens voldoende psychische draagkracht voor deze vrijheid ontwikkelen met tegelijk complexe relaties in een ingewikkelde samenleving? Naarmate ik verder kom, raak ik overtuigd van het nut en de noodzaak van meer mentaliserend vermogen en reflectie over het zelf en de verhouding met de ander.
Psychoalfabetisering, zo stelt Wijkstra, zou onderdeel moeten zijn van onderwijs, opvoeding, behandeling, wetenschappelijk onderzoek, opleiding en politiek. Dat lijkt me geen sinecure, en vol nieuwsgierigheid ben ik klaar het antwoord op de hamvraag te horen: hoe moet dat? Het vraagt nogal wat om existentiële onzekerheid en onveiligheid te verdragen en ons te verplaatsen in de ander. Helaas komt een concreet antwoord niet, maar misschien is dat juist de crux: het verdragen van het ontbreken van een antwoord. De auteur weet waar hij heen wil, maar stuurt niet. Dat is consequent non-directief, maar een aanzet voor een antwoord was wel fijn geweest.
Misschien had ik een non-directieve, niet-oordelende recensie moeten schrijven, zo bedenk ik, maar ontbreekt het mij aan verdraagzaamheid. Maar ook de schrijver ontbreekt het daaraan: op verschillende plekken is enige tegenoverdracht merkbaar naar de moderne natuurwetenschappen en de biologische psychiatrie (‘Van vooruitgang in de biologische behandeling is er de afgelopen 100 jaar in de psychiatrie al met al nauwelijks sprake.’). Dat is jammer, want kritisch verdraagzaam zijn had juist goed gepast in de geest van het boek. Ook de DSM-5 komt er niet zonder kleerscheuren vanaf, maar dat lijkt me vooral te gaan om het onjuist gebruik ervan.
Het boek is al met al echt een aanrader. Wijkstra heeft oog voor de enorme complexiteit van de menselijke psyche. Zijn boek biedt geen tegeltjeswijsheden die ons de oplossingen op een dienblaadje aanreiken: we zullen er zelf hard voor moeten werken. Ideologie werkt psychoanalfabetisme in de hand, zo lees ik, en we kunnen in de psychiatrie wel wat meer mentaliserend vermogen en verdraagzaamheid gebruiken. Wijkstra zelf zegt het prachtig: laten we ruimhartig met elkaar omgaan.
C. Vinkers, psychiater, Amsterdam