Duur van depressieve episoden en determinanten van beloop
achtergrond Kennis over de duur van de depressieve episoden en determinanten van beloop is voor de clinicus van belang bij het geven van een prognose.
doel Een overzicht geven van onderzoeksgegevens over de duur van depressieve episoden en de determinanten van het beloop.
methode Bevindingen van relevant buitenlands onderzoek en van de Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study (nemesis) worden beschreven. De onderzoeken zijn op grond van hun methodologische kwaliteit geselecteerd.
resultaten De mediane duur van (op)nieuw ontstane (dsm-iii-r of -iv) depressieve episoden ligt tussen de 3 en 5 maanden. Chroniciteit (duur van depressie van 2 jaar of meer) ontstaat bij 9 tot 20% van de personen met een depressieve episode. De beste voorspellers voor het persisteren van een depressie zijn ziektekenmerken als de ernst van de depressie en een langere duur van eerdere episoden. Verder zijn ook eerdere (lichamelijk of psychiatrische) aandoeningen, gebrek aan sociale steun en het ondervinden van langdurige levensmoeilijkheden van invloed.
conclusie Als depressieve patiënten niet binnen 3 tot 5 maanden herstellen, is het risico van een chronisch beloop aanzienlijk. Het is daarom belangrijk om de huidige duur en overige prognostische kenmerken voor persistentie een rol te laten spelen in de indicatiestelling voor behandeling.
Bij behandeling van depressieve stoornissen is het
van groot belang om tevoren een prognose te kunnen
maken over het te verwachten beloop. Dit kan
helpen bij behandelbeslissingen en kan dienen om
het behandelresultaat te evalueren (Van den Brink
e.a. 2001). Om tot een prognose te komen is kennis
nodig over het natuurlijke beloop en over determinanten
van dat beloop.
Een klinisch zeer relevante beloopsvorm van
de depressieve stoornis is de persisterende depressie
(Judd 1997). In vergelijking met depressies met
een gunstiger beloop, gaat dit patroon gepaard
met