The Art and science of brief psychotherapies. A practitioner’s guide (3de ed.)
Dat competentiegericht opleiden zijn intrede heeft gedaan in de psychotherapieopleiding is duidelijk te merken aan de series boeken die onder deze verzamelnaam verschijnen. Onder de noemer ‘core competencies in psychotherapy’ verschijnen er zowel bij Routledge Taylor & Francis Group als bij de American Psychiatric Association Publishing (onder leiding van Glen Gabbard) geregeld boeken die voor de opleiding van psychiaters en psychologen bestemd zijn. Al deze leerboeken zijn van kwalitatief hoog niveau. Zo ook dit boek, dat verschenen is bij de apa.
Leren alleen uit boeken kan de kennis van de lezer wel doen toenemen, maar biedt allerminst garantie op een toename aan professionele vaardigheden. Wat dit boek bijzonder maakt, is dat elk hoofdstuk
rijkelijk geïllustreerd wordt met videomateriaal, dat via internet gemakkelijk toegankelijk is. Het gaat daarbij om heel korte lezingen (van een paar minuten) en heel veel fragmenten van therapiesessies die de gesprekstechnieken demonstreren uit de verschillende therapiescholen. In totaal zijn er 49 videofragmenten; grof geschat meer dan 4 uur kijkplezier. Zeer leerzaam om je communicatievaardigheden bij te spijkeren.
Het boek bestaat uit vier delen. In deel I wordt uitgebreid stilgestaan bij de gemeenschappelijke factoren die psychotherapie effectief maken. Niet dat er veel nieuwe dingen in staan, maar het geeft een mooi overzicht; nieuw is wel dat in een apart hoofdstuk mentaliseren als een common factor wordt aangeduid.
In deel II worden zeven belangrijke kortdurende psychotherapieën in extenso beschreven: motivational interviewing, cognitieve therapie, exposure bij angststoornissen, obsessieve-compulsieve stoornissen en posttraumatische stressstoornissen, dialectische gedragstherapie, kortdurende oplossingsgerichte therapie, interpersoonlijke therapie en tijdgelimiteerde dynamische psychotherapie. Ook hier is elk hoofdstuk weer voorzien van veel casuïstiek en verbatim verslagen; wat de leesbaarheid vergroot en de praktijk aan de theorie koppelt.
Deel III is gewijd aan telepsychiatrie en aan web-based psychotherapie, online- en e-therapie. De auteurs spreken hier van een nog te ontginnen goudmijn in de nabije toekomst. Deel IV is niet meer dan een samenvatting.
Aan dit boek hebben tal van coryfeeën meegewerkt; zonder uitputtend te zijn, naast de reeds genoemde redacteuren: Judith Beck, Marcha Linehan, Anthony Bateman, Peter Fonagy, Hanna Levenson en Scott Stuart. Niet dat het samenbrengen van een keur aan auteurs altijd tot een succesvol project leidt, maar in dit project is dat wel het geval. Dit is een rijk boek, de hoeveelheid informatie die het bevat, is overdonderd en actueel. Het geeft een mooi overzicht over wat er op het gebied van kortdurende psychotherapie heden ten dage te koop is.
In eerste instantie is dit boek geschreven voor psychiaters en psychologen met als doel hun psychotherapeutische competenties te vergroten. Dat het lezen van dit boek en het bekijken van de video’s de professionele knowhow vergroten is ontegenzeggelijk waar. Er staat ontzettend veel in en in de video’s valt heel wat af te kijken wat je als psychotherapeut in de dagelijkse praktijk kunt toepassen. En voor mij een reden om dit boek warm aan te bevelen.
Ik twijfel er evenwel aan het bij artsen in opleiding tot psychiater en beginnend psychotherapeuten te promoten. Misschien is het daarvoor te complex en te breed van opzet. Te meer omdat de bijdragen vanuit verschillende psychotherapeutische referentiekaders zijn aangeleverd, vraagt het nogal wat aan voorkennis en vaardigheden om dat weer te integreren.
Eén advies heb ik nog wel: omdat het videomateriaal zo uitgebreid en divers is, moet het voor onderwijsinstellingen, zoals het landelijk psychiatrieonderwijs van de NVvP en de rino’s, niet moeilijk zijn om daar iets van hun gading in te vinden.
M. Nijs, psychiater, Overasselt