Handboek psychiatrie in het ziekenhuis
Met dit boek verschijnt er een uitstekende opvolger van het eerste Nederlandstalige boek over ziekenhuispsychiatrie, De psychiater in het algemeen ziekenhuis van wijlen professor Rooijmans, dat alweer uit 1984 dateert. Het nieuwe handboek van Honig e.a. geeft een helder overzicht van alle psychiatrische zorg die in de setting van het ziekenhuis wordt geboden en beschrijft ‘de beste zorg’ op basis van de volgende lovenswaardige uitgangspunten: scheiding van soma en psyche is niet meer van deze tijd, integrale geneeskunde is noodzakelijk voor de algehele gezondheid van de patiënt en ketenzorg tussen de ggz en de ziekenhuispsychiatrie is van groot belang om patiënten met complexe somatische en psychiatrische problemen te behandelen.
Deel 1 geeft een epidemiologisch overzicht en tijdsperspectief van de psychiatrie in het ziekenhuis, de diagnostiek bij psychiatrische klachten en de benodigde competenties van de psychiater in de ziekenhuissetting. Het laatste hoofdstuk beschrijft twintig veelvoorkomende en disciplineoverstijgende klachtenpresentaties met differentiaaldiagnostische overwegingen, waardoor de lezer op illustratieve wijze wordt meegenomen naar aansluitende hoofdstukken voor verdere verdieping.
In deel 2 wordt de organisatie van de (acute) psychiatrische zorg belicht vanuit de verschillende settings, zowel binnen het ziekenhuis (consultatieve en liaisonpsychiatrie, spoedeisende hulp, intensivecare-unit, medisch-psychiatrische unit en moeder-kindcentrum) als buiten de ziekenhuismuren (ambulancedienst, ggz-crisisdienst en ggz-opnameafdeling).
In deel 3 komen in achtereenvolgende hoofdstukken aan de orde: diverse somatische ziekten (chronische lichamelijke aandoeningen, endocriene en metabole stoornissen, chronische pijn, en onverklaarde somatische klachten), psychiatrische stoornissen (aanpassingsstoornis, verslaving, psychotische stoornis, angst- en stemmingsstoornis, neuropsychiatrische stoornissen en eetstoornissen) en acute toestandsbeelden (delirium, maligne katatonie en suïcidaliteit). Er is ruim aandacht voor de valkuilen, diagnostische dilemma’s, specifieke aanpassingen en aandachtspunten van deze ziektebeelden binnen de ziekenhuissetting. Deel 4 gaat verder in op de specifieke aspecten, zoals ziektegedrag, wet- en regelgeving, o.a. wilsbekwaamheid, Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (wgbo) en Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), en moreel beraad. De verschillende behandelvormen (psychotherapie, psychofarmacologie en elektroconvulsietherapie) worden ten slotte zeer fraai beschreven, waarbij rekening wordt gehouden met de relevante aspecten bij de ziekenhuispatiënt.
Het boek leest prettig, is duidelijk geschreven en de tekst wordt ondersteund door overzichtelijk tabellen en figuren. Ieder hoofdstuk wordt voorafgegaan door een heldere samenvatting, maakt gebruik van verwijzingen naar richtlijnen en websites en sluit af met een literatuurlijst. Doordat het een boek is met veel verschillende auteurs, is er wel wat overlap tussen de verschillende hoofdstukken. De rol van de psychiater in de palliatieve fase en bij euthanasie komt slechts marginaal aan bod en aspecten rondom orgaandonatie en transplantatie ontbreken.
Ik concludeer dat dit boek ongetwijfeld een aanwinst is voor artsen en verpleegkundigen die werken met mensen met psychiatrische problematiek in de context van een ziekenhuis. Bovendien verdient het een plek binnen de opleiding tot psychiater en bij de ziekenhuisarts, niet te vergeten.
J. Hovens, psychiater, Leiden