Lust en onbehagen. Over psychoanalyse, mystiek, subjectiviteit & psychopathologie
Het boek is eerder een lijvig uitgevallen essay van zo’n vijftig pagina’s, geschreven bij de benoeming van de auteur als hoogleraar op de leerstoel ‘Levensbeschouwing en geestelijke volksgezondheid, met bijzondere aandacht voor spiritualiteit, mystiek en psychoanalyse’, aan de ku Leuven. Gezien zijn expertise is Herman Westerink bij uitstek geschikt om over dit onderwerp een zinnig verhaal te brengen. Als uitgangspunt neemt hij daarbij Freuds bekende tekst over religie: ‘De toekomst van een illusie’, gepubliceerd in 1927, als onderdeel van het debat dat Freud voerde met Romain Rolland. Dit debat had inderdaad alles te maken met psychoanalyse, mystiek en spiritualiteit.
De kritiek die later op Freuds lezing van religie gegeven werd, is dat hij zich beperkte tot religie als een instelling met een maatschappelijke autoriteit waar mensen bescherming bij zochten voor hun angsten of zich tegen teweerstelden vanuit een streven naar autonomie. Een dergelijke lezing laat geen ruimte voor de religieuze ervaring van het individu. Zo herleidt Freud het oceanische gevoel waar Rolland het over heeft (de ervaring van het zich verbonden voelen met een groter geheel) al te snel tot een nostalgisch verlangen naar de oorspronkelijke eenheid met de moeder.
Westerink breidt deze kritiek uit met een terecht argument. Hij toont aan hoe Freuds belangstelling voor religie vrij snel ingekleurd werd door een klinische invalshoek, omdat hij de dwangneurose vergelijkt met religie op zich. Dit past binnen Freuds visie waarin typisch menselijke fenomenen (kunst, religie en wetenschap) een uitvergroting krijgen in het pathologische. In dit geval: de dwangneurose als uitvergroting van wat in de religie van belang is. Deze redenering laat vervolgens een omkering toe: wat we in religie aantreffen, is eigenlijk hetzelfde als bij dwangneurose, en bijgevolg pathologisch. Kort samengevat: voor Freud is religie altijd schuldreligie.
In de rest van het boek gaat de auteur in op het belang van mystiek, iets wat bij Freud grotendeels ontbreekt, maar wat we bij bijvoorbeeld De Certeau en Lacan wel terugvinden. De immer moeilijke verhouding tegenover het reële, het Ding bij Lacan, krijgt een verdere uitwerking in het werk van Michel de Certeau, meteen de belangrijkste figuur in de relatie tussen psychoanalyse en mystiek, met daarin een accent op de verhouding van het subject tegenover zichzelf en de wereld.
Voor mij past dit boek mooi in de vernieuwde kritiek van het laatste decennium op een puur positief-wetenschappelijke aanpak die bijvoorbeeld ook in de psychiatrie met de laatste editie van de dsm volgens mij ondertussen de karikatuur voorbij is. Vanuit een dergelijke kritiek is de hang naar een holistische aanpak in de wetenschap duidelijk. Dat er daarin een plaats is voor spiritualiteit blijkt uit het laatste boek van Sam Harris, Waking up. Searching for spirituality without religion, waar deze notoire atheïst en wetenschapper zélf een pleidooi houdt voor spiritualiteit. Het essay van Herman Westerink kan ik in deze context warm aanbevelen.
- Harris S. Waking up. Searching for spirituality without religion. Transworld Digital; 2015.
Sjibbolet,Amsterdam 2017
70 pagina’s,
isbn 978-94-911-1037-5,
€ 11,50
P. Verhaeghe, klinisch psycholoog-psychotherapeut, Gent