Geen gewone puber. Borderline en andere persoonlijkheidsproblemen tijdig herkennen
Het onderwerp van het promotieonderzoek van Tromp was het voorkomen van persoonlijkheidsstoornissen bij adolescenten. Om de inhoud van haar proefschrift voor een breder publiek toegankelijk te maken, schreef zij dit boek. Ze hoopt dat jongeren, ouders en hulpverleners persoonlijkheidsproblemen sneller zullen herkennen en jongeren hierdoor eerder de juiste therapie kunnen krijgen.
Hoewel uit Nederlands onderzoek blijkt dat 40% van de jongeren in behandeling bij een ggz-instelling een persoonlijkheidsstoornis heeft, bestaat er nog veel aarzeling om een persoonlijkheidsdiagnose te stellen bij jongeren. In de inleiding geeft Tromp hiervoor twee belangrijke redenen. Ten eerste gaat er vaak wat tijd overheen voordat duidelijk wordt dat een jongere problemen heeft die in zijn of haar persoonlijkheid verankerd zijn. Ten tweede geeft ze aan dat er veel terughoudendheid bestaat bij hulpverleners die denken dat ze de diagnose persoonlijkheidsstoornis niet mogen of kunnen stellen bij jongeren. Naar haar idee geheel onterecht en ze kan deze argumenten ook goed weerleggen.
Na de inleiding beschrijft ze allereerst de ontwikkeling van persoonlijkheid, van baby tot adolescent (hoofdstuk 2). Hierbij gaat ze er uitvoerig op in hoe persoonlijkheid zich onderscheidt van karakter, identiteit en temperament.
In het volgende hoofdstuk beschrijft ze wat persoonlijkheidsproblemen zijn. Ze geeft een heldere uitleg over zowel de persoonlijkheidsstoornissen als categorieën, alsook de persoonlijkheidsstoornissen als dimensies (zelffunctioneren als interpersoonlijk functioneren).
In hoofdstuk 4 beschrijft ze hoe persoonlijkheidsproblemen te herkennen zijn en geeft ze een nadere toelichting van de 25 dimensies.
Vervolgens (hoofdstuk 5) gaat ze in op het ontstaan van persoonlijkheidsproblemen. Hierbij geeft ze uitleg over de invloed van genen, het meemaken van ingrijpende, negatieve ervaringen, alsook over de rol van omgevingsfactoren (onder meer opvoedstijl van ouders).
In het laatste hoofdstuk geeft ze tips en adviezen over wat te doen als het uit de hand loopt. Deze tips en adviezen zijn met name gericht op wat ouders zelf kunnen doen en wanneer professionele hulp nodig is.
Het boek is overzichtelijk ingedeeld. Tromp maakt gebruik van casuïstiek, waardoor het een levendig geheel is geworden. Voor de professional zal de inhoud, hoop ik, gesneden koek zijn en zal mogelijk de dimensionele indeling, zoals opgenomen als addendum in de dsm-5, een goede onderlegger kunnen zijn voor het beschrijven van persoonlijkheidsproblemen juist ook bij jongeren. Dit boek is naar mijn idee voor jongeren en ouders/verzorgers heel lezenswaardig, met zeer begrijpelijke informatie over persoonlijkheidsproblemen. Ik zou het op die manier ook zeker gaan gebruiken in de klinische praktijk.
M. Zonder, psychiater, Culemborg