Routine outcome monitoring bij de behandeling van angststoornissen: diagnosespecifieke versus generieke meetinstrumenten
achtergrond Ggz-instellingen maken in toenemende mate gebruik van routine outcome monitoring (rom) om de effectiviteit van behandeling vast te stellen. Het is onduidelijk welke instrumenten meer verandering registreren bij de toepassing van rom bij angststoornissen: diagnosespecifieke of generieke meetinstrumenten.
doel Vaststellen van de mate waarin diagnosespecifieke versus generieke rom-instrumenten vooruitgang registreren bij patiƫnten met een angststoornis.
methode Bij het Altrecht Academisch Angstcentrum werden 160 volwassenen met een angststoornis behandeld met cognitieve gedragstherapie. Ongeveer de helft ontving tevens medicatie. De patiƫnten voltooiden voor en na behandeling een meting met twee generieke instrumenten (Outcome Questionnaire (oq-45) en Brief Symptom Inventory (bsi)) en twee diagnosespecifieke instrumenten afgestemd op de hoofddiagnose.
resultaten De generieke bsi en diagnosespecifieke meetinstrumenten lieten in het algemeen een groter verschil tussen voor- en nameting zien dan de generieke oq-45.
conclusie De bsi en diagnosespecifieke meetinstrumenten laten na cognitieve gedragstherapie sterkere verbeteringen zien dan de oq-45. Mogelijk is de bsi bij angststoornissen een relatief specifieke maat. Bij het kiezen van een meetinstrument wordt aangeraden behandeldoelen (symptoomreductie of verbetering van kwaliteit van leven) en andere redenen van afname in beschouwing te nemen; als het doel is om de verandering van specifieke angstklachten in kaart te brengen, zijn bsi of specifieke maten te prefereren.