De diepte van kunst
Etty Mulder, emeritus hoogleraar Musicologie en algemene cultuurwetenschappen van de Radboud Universiteit te Nijmegen, bespreekt in een eerste verhandeling het boek The hidden order of art van de kunsthistoricus en psychoanalyticus Anton Ehrenzweig uit 1967. Deze stelt dat men in de waarneming van kunst via het selecteren van een enkel detail het ‘afwezige geheel’ kan aanroeren en oproepen. In het tweede deel verduidelijkt zij haar theoretische verhandeling aan de hand van enkele kunstwerken: het onvoltooide doek De aanbidding van de wijzen van Da Vinci, het schilderij van Klee Zuflucht, de composities voor twee piano’s van Boulez en Die Kunst der Fuge van Bach. Als illustratie van haar stellingen lezen we interessante beschouwingen over de onvoltooide symfonieën van Mahler en van Schubert.
Volgens Ehrenzweig zou het kunstwerk de condition humaine duidelijker weergeven dan een daadwerkelijke psychoanalytische behandeling van een persoon ooit kan doen. Niet de mens, maar diens kunstwerk onthult de meest intieme zielenroerselen. We lezen interessante gedachten over het creatief proces: ‘Het scheppingsproces wordt ten diepste bepaald door de dynamiek van het onvoltooide.’
Ehrenzweig is zijn tijd vooruit: hij stelt zich als scheppend auteur op de plaats van de kunstenaar. Zijn zoeken naar creatieve communicatie doet denken aan de gelijkmatig zwevende aandacht van de psychoanalyticus. Een centrale hermeneutische term van Ehrenzweig is ‘unconscious scanning’: een waarnemingsvorm waarbij een zekere willekeur en vaagheid centraal staat, de focus van de waarneming is gericht op een totaalbeeld en er een onmiddellijke aftasting, een globale inventarisatie van complexe en dynamische structuren plaatsvindt.
Dit deed me denken aan een functie die vooral vervuld wordt door de rechter hersenhemisfeer. Unconscious scanning en dedifferentiatie duiden op een innerlijke afwachtende houding die voorwaardelijk is voor zowel het scheppen als het ondergaan van kunst. Ehrenzweig heeft de nadruk in de benadering van kunst doen verschuiven van het voltooide werk naar het ontstaan en de wording ervan.
Wat Mulder daarover schrijft, doet me denken aan de invloed van Bion in de hedendaagse psychoanalyse als hij het heeft over Becoming O of Transformations in O. De laatste zin van haar boekje ligt in dezelfde lijn: ‘Het gaat erom bewust deel uit te maken van het werk, betekenissen te ondergaan, daarin op te gaan, en te reageren, van moment tot moment.’ Haar suggestie kan de hedendaagse psychoanalytische praktijk inspireren.
Een boekje dat psychiaters met culturele en psychoanalytische belangstelling zal aanspreken. Warm aanbevolen.
M. Hebbrecht, psychiater en psychoanalyticus, Sint-Truiden