The Abraham dilemma. A divine delusion
De auteur houdt zich tamelijk grondig bezig met de vraag naar het onderscheid tussen een religieuze/spirituele waan en een religieuze/spirituele ervaring. Is dat onderhand dan niet al eens duidelijk? Nee, dat is niet het geval, ondanks de diverse vuistregels die in de praktijk de ronde doen. De ingewikkeldheid zit niet in de laatste plaats in het gegeven dat het een, de waan, het ander, de ervaring, niet uitsluit.
Kort samengevat is dit de gedachtegang. Abraham hoorde een stem, de stem van God, die hem de opdracht gaf zijn zoon te offeren. Hij gehoorzaamt. Dat Abraham de stem van God hoorde, laat de auteur staan, dat is een heel wel denkbare religieuze ervaring. Maar Abraham had moeten protesteren. Want hij had moeten bedenken dat een goede god zoiets nooit kan/zal vragen (redenering à la Kant). Dat doet Abraham niet. In het gegeven dat hij de opdracht ten uitvoer wilde brengen, komt aan het licht dat in moreel opzicht hier iets grondig misgaat; kortom, het is een religieuze waan. De auteur formuleert in het verlengde hiervan vijf karakteristieken om het onderscheid te kunnen maken.
Deze al te korte samenvatting doet geen recht aan de inspanningen die de auteur zich met kennis van zaken getroost. Zo behandelt hij tamelijk diepgravend wat van religieuze/spirituele ervaringen gedacht en verwacht kan worden. Hij is zeker niet een voorstander van de gedachte dat religieuze ervaring op voorhand verdacht is. Integendeel, religieuze en spirituele ervaringen horen bij het gewone leven en hebben zo hun positieve effecten (‘de goede vruchten’). Maar pas op, al zijn er geen scherpe grenzen, het kan ook ‘zomaar’ overgaan in misplaatst en ook gevaarlijk gedrag. Dat religieuze ervaring bij het dagelijks leven hoort, heeft te maken met ons hypersensitive agency detection device (hadd).
Dat is een gangbare opvatting, waarmee de auteur inzicht geeft in de redenering die stelt dat religie een evolutionair bijproduct is van een op zichzelf zeer nuttig systeem. Het was wel goed dat wij in bepaalde omstandigheden in donkere wolken dreigende koppen zagen, dan namen we tenminste onze maatregelen. Maar dat er in de rookpluimen boven de twin towers op 9/11 dreigende koppen te zien waren, die zelfs de kranten haalden, dat is inmiddels kwestieus te noemen.
Het boek biedt behalve een antwoord op de onderzoeksvraag een behoorlijk grondige inleiding in epistemologische en evolutionair-cognitieve kwesties rond religieuze ervaring en waanvorming, die de redenering van de auteur van een stevig fundament moeten voorzien. Het laatste hoofdstuk over therapie is niet het sterkste hoofdstuk, al is de casuïstiek (door het hele boek trouwens) illustratief en goed gekozen.
P. Verhagen, psychiater, Harderwijk