Clinical manual of palliative care psychiatry
Bij het lezen van de titel, roept het boek vele vragen op omtrent de bedoelde populatie en problematiek. In de inleiding wordt vlug duidelijk dat het de psychiatrische insteek betreft bij de palliatieve zorg van fysiek zwaar zieke patiënten die hun einde zien naderen. Het betreft niet de psychiatrische patiënt die wegens psychisch lijden het eigen levenseinde in beschouwing neemt.
De auteurs beschrijven dat men bij palliatieve zorg altijd al veel aandacht heeft besteed aan het psychisch leed van terminaal zieken, maar dat er om meerdere redenen in de loop van de tijd barrières overwonnen moesten worden om de expertise van de psychiater hierbij ook systematisch te benutten. Het boek levert een belangrijke bijdrage om psychiatrische en palliatieve zorgen met elkaar te verbinden.
De auteurs hebben met heel veel zorg een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste psychische en psychiatrische problemen die zich ten gevolge van comorbiditeit of ten gevolge van het vorderende ziekteproces kunnen voordoen. Zij gaan hierbij uitgebreid in op depressie, angst en delirium. Ook dementie, insomnie en verslavingsproblematiek komen duidelijk aan bod. Dit betreft zowel symptomen, diagnose als de mogelijke interventies, te weten psychotherapie, pijnbestrijding en psychofarmacologie.
De lezer kan hierbij rekenen op volledigheid en helderheid, voor zover mijn inschattingsvermogen reikt. Tabellen en schema’s zijn overzichtelijk en illustrerend. De lezer moet wel weten dat het een theoretische opsomming betreft en het boek geen verduidelijking brengt aan de hand van voorbeelden.
Een apart hoofdstuk wijden de auteurs aan ernstig zieke kinderen en jongeren. Daarin besteden zij onder meer aandacht aan het concept ‘dood’ om naar gelang de leeftijd communicatie hieromtrent te bevorderen.
In het boek wordt herhaaldelijk benadrukt dat de kwaliteit van het resterende leven van de patiënt en zijn of haar onmiddellijke omgeving, hulpverleners incluis, het belangrijkste aandachtspunt is. Ik vind dit een evident en juist streefdoel.
Wel mis ik aandacht voor de kwaliteit van het sterven zelf. De vaak - technisch - niet vol te houden grens tussen opklimmende pijnbestrijding en palliatieve sedatie wordt bijvoorbeeld niet toegelicht. Evenmin de vraag hoe om te gaan met de ‘desire for hastened death’. In een tijdperk waarin de hele wereld zich over deze vraagstelling buigt en hoe daarmee om te gaan, zou ik durven stellen dat de lezer mag verwachten dat auteurs ook daar aandacht aan zouden besteden. Ik vond het enkel terug in een opsomming van bronnen van lijden bij terminaal zieke patiënten ( p. 21).
Niettemin vind ik het een zeer verdienstelijk naslagwerk wanneer je als lezer eenmaal een duidelijk beeld van de inhoud hebt.
L. Thienpont, psychiater, Wetteren