Handboek suïcidaal gedrag bij jongeren. Individuele & gezinsbehandeling
Suïcide onder jongeren is een groeiend probleem. Uit de cijfers over 2015 blijkt dat onder jongeren van 20-25 jaar, suïcide doodsoorzaak nummer één is met 88 overlijdens, gevolgd door ongevallen (74) en kanker (35). In 2015 maakten 41 15-20-jarigen een eind aan hun leven en 7 10-15-jarigen (6 meisjes en 1 jongen). Het aantal adolescenten dat ooit een poging gedaan heeft, ligt rond de 6%. Als we naar dat cijfer kijken, is het aantal geslaagde suïcides relatief laag, ook vergeleken met de landen om ons heen. Zo suïcideerden in België in 2015 130 20-25-jarigen zich. In alle West-Europeese landen nemen de suïcidecijfers toe.
In dit handboek belichten de auteurs dus een actueel en ernstig probleem in de geestelijke gezondheidszorg. In een helder geschreven en overzichtelijk boek bespreken zij in drie delen de uitgangspunten, de risicobeoordeling en de behandeling van suïcidaal gedrag bij jongeren. In het vierde deel (capita selecta) volgen relevante thema’s zoals suïcidaal gedrag bij persoonlijkheidsstoornissen, chronisch suïcidaal gedrag, residentiële hulp, onlinehulp en zorg na een suïcide. Belangrijke vragen komen aan de orde: moet de suïcidale jongere opgenomen worden of juist niet? Zo ja, kan de jongere gedwongen opgenomen worden en hoe werkt inbewaringstelling? Moeten de ouders hierbij betrokken worden? (Nagenoeg altijd.) Hoe maak je een veiligheidsplan samen met de jongere en de ouders?
Het is een handboek met een hoog informatiegehalte voor de praktijk: zo staat duidelijk beschreven welke stappen de professional moet nemen na een suïcide, beginnend bij het vaststellen van de doodsoorzaak tot en met de langetermijnnazorg voor het achterblijvende gezin. Het team van kinderpsychiater/systeemtherapeut (Meerdinkveldboom), psychotherapeut/systeemtherapeut (Rood) en psychotherapeut/wetenschapper (Kerkhof) benadrukt voortdurend het belang van contact maken met de suïcidale jongere en diens ouders en in veel gevallen ook de bredere context, zoals school en culturele gemeenschap. Dit laatste is met name van belang bij cultuurspecifieke factoren waar bijvoorbeeld schaamte en boetedoening een rol spelen.
De psychotherapeutische behandeling van suïcidaliteit komt er met 2 bladzijden wat bekaaid vanaf, vergeleken met de medicamenteuze behandeling (8 bladzijden). Het pleidooi voor een suïcideverbod (de behandelaar verbiedt de jongeren een eind aan zijn leven te maken), hoe genuanceerd gebracht ook, mist volgens mij zijn doel. Het gaat in het contact met de suïcidale jongeren om het verminderen van de risicofactoren en het versterken van de beschermende factoren. In een goed therapeutisch contact - volgens de auteurs één van de voorwaarden voor het verbod - is de vraag: ‘wat heeft je tot nu toe tegengehouden om het niet te doen en hoe kan ik je hierbij helpen?’ een betere interventie dan gebruik te maken van autoriteit. Dit geldt ook bij jongeren, omdat de auteurs niet aannemelijk maken welke ‘psychotherapeutisch-relationele betekenis’ (p. 145) het verbod dient.
De hoofdstukken zijn geschreven voor een breed publiek: er worden voortdurend praktijkvoorbeelden beschreven en voor de wetenschappelijke onderbouwing verwijzen de auteurs naar de multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Eigenlijk is het boek een uitwerking en verdieping van deze richtlijn; voor de professionals die werkzaam zijn in de jeugdzorg en jeugd ggz verplichte kost.
J. de Keijser, klinisch psycholoog-psychotherapeut, Leeuwarden