Gebruik van psychoactieve medicatie bij kinderen en jongeren met autisme-spectrumstoornis in de provincie Antwerpen
achtergrond Data over prevalentie van medicatiegebruik bij mensen met autismespectrumstoornis (ass) zijn beperkt, in het bijzonder in Europese landen. Eerdere epidemiologische studies hebben aangetoond dat de prevalentie van gebruik van psychoactieve medicatie bij personen met ass hoog is en toeneemt. Reeds in de jaren 90 werd gesuggereerd dat het frequent gebruik van medicatie bij ass vaak op weinig wetenschappelijke evidentie is gebaseerd.
doel Het gebruik van psychoactieve medicatie en van complementaire en alternatieve middelen (cam) bij kinderen en jongeren met ass in kaart brengen, alsook de relatie onderzoeken tussen medicatiegebruik en een aantal individuele factoren die we omvatten in het Behavioral Model of Health Service Use.
methode De onderzoeksgroep (0-17 jaar) in de provincie Antwerpen werd gerekruteerd via verschillende kanalen. We maakten gebruik van een vragenlijst, gehanteerd in eerder (Noord-Amerikaans) onderzoek, gericht aan ouders.
resultaten Er werden 263 vragenlijsten geïncludeerd. In onze steekproef gebruikte 42,6% van de jeugd één of meerdere psychoactieve middelen. Bij 12,2% werd het gebruik van méér dan één middel gerapporteerd. De meest gebruikte psychoactieve middelen waren adhd-medicatie (31,6%) en antipsychotica (16,7%). Ongeveer 14% nam minstens één cam. We zagen een positieve correlatie tussen medicatiegebruik en aanwezigheid van psychiatrische comorbiditeit en/of epilepsie, ernst van ass en woonvorm.
conclusie We stellen relatief lage prevalentiecijfers vast voor het gebruik van antipsychotica, antidepressiva, stemmingsstabilisatoren en sedativa in vergelijking met Noord-Amerikaanse studies. Onze bevindingen lijken dan ook meer aan te sluiten bij de huidige klinische richtlijnen.