Treatment-resistant mood disorder
Onze eerste indruk van dit boek(je): gortdroog geschreven en gedrukt in een zeer onvriendelijk klein lettertype, zeker voor wie de 40 al gepasseerd is. Maar dat zegt wellicht meer over de lezer dan over het boek zelf. Als we het hierbij zouden laten, zouden we het boek tekortdoen. Het geeft een mooi overzicht van de stand van zaken op het gebied van met name de medische ontwikkeling bij therapieresistente stemmingsstoornissen.
In veertien hoofdstukken worden de epidemiologie, definities, assessmentstrategieën, determinanten, de invloed van medische en psychiatrische comorbiditeit, predictoren van behandeluitkomst en de behandelstrategieën bij de therapieresistente depressieve stoornis en de therapieresistente bipolaire stoornis beschreven. Wat goed beschreven wordt in het boek is dat er nog geen consensus is over de definitie en assessment van therapieresistentie. Onderzoek toont aan dat het percentage van mensen met een therapieresistente depressie hoog is (10-60%; afhankelijk van de gebruikte definitie). Het percentage van mensen met een therapieresistente bipolaire stoornis ligt nog hoger; echter, cijfers worden niet gegeven vanwege het gebrek aan consensus over de classificatie.
Onderzoek toont aan dat een groot deel van de patiënten met een therapieresistente stemmingsstoornis geen adequate behandeling heeft gehad, waardoor de stoornis bij hen onterecht als therapieresistent wordt aangemerkt. Het gebruik van stageringsmodellen, zoals dat van Maudsley, kan het aantal patiënten met een therapieresistente stemmingsstoornis die niet adequaat behandeld wordt, terugdringen. Echter, evidentie voor dergelijke modellen is nog schaars. Daarbij richten deze modellen zich alleen op de farmacologische kant van de behandeling; het effect van psychotherapie blijft buiten beschouwing.
De aandacht voor met name biologische behandelingen bij de therapieresistente depressie is ook in de tweede helft van het boek duidelijk zichtbaar. Vanaf hoofdstuk 7, met uitzondering van hoofdstuk 9, richt het boek zich op biologische behandelingen. Hierbij komen uitgebreid de farmacologische benaderingen, elektroconvulsietherapie, transcraniële magnetische stimulatie en hersenstimulatie aan bod. En ook in het laatste hoofdstuk, dat gaat over nieuwe therapeutische mogelijkheden, worden slechts medisch georiënteerde behandelmogelijkheden genoemd.
Dit maakt dat dit boek eenzijdig te noemen is. Enerzijds heeft dit te maken met het feit dat er over therapieresistente stemmingsstoornissen meer onderzoek gedaan is vanuit de medisch georiënteerde dan vanuit een gedragswetenschappelijk georiënteerde invalshoek. Maar anderzijds zijn dit ook keuzes die de redacteuren en auteurs gemaakt hebben. Naar ons idee is dit één van de belangrijkste omissies van dit boek.
Een andere belangrijke tekortkoming is dat in het enige hoofdstuk over psychosociale behandelingen de schrijvers vooral verwijzen naar hun eigen bevindingen, veelal uit pilotonderzoek. Dit terwijl er veel meer over het effect van psychotherapie binnen dit veld bekend is. Bijvoorbeeld als men kijkt naar onderzoek over chronische depressie (waarbij verhoudingsgewijs een relatief grote groep therapieresistent zal zijn), dan zijn hierover vele publicaties te vinden waarvan slechts enkele in hoofdstuk 9 genoemd worden. Daarnaast is dit hoofdstuk geheel gefocust op de psychotherapeutische behandeling van unipolaire depressie, de behandeling van bipolaire stoornis wordt hier niet genoemd.
Mocht u nog geen last hebben van verouderende oogfuncties en bent u vooral geïnteresseerd in de biologische behandelingen van therapieresistente stemmingsstoornissen, dan is dit boek zeker een aanrader. Wij verheugen ons echter op een boek dat een veelzijdiger overzicht geeft van de therapieresistente stemmingsstoornissen.
P. van Oppen, psycholoog, Amsterdam, J. Wiersma, psycholoog, Amsterdam