Het willen en zijn gevolgen; over emoties, bewustzijn en psychose
Dit boek beoogt een originele theorie te geven voor het ontstaan van psychotische symptomen. De schrijver, een bioloog met psychotische ervaringen, richt zich op een brede doelgroep van patiënten, professionals, wetenschappers en andere geïnteresseerden. De diepere motivatie is het destigmatiseren van mensen met psychotische ervaringen, via inbedding van de ontstaanswijze van de psychose in de huidige neurowetenschappelijke canon over de werking van ons brein.
Het boek vertrekt vanuit vier aannames: ‘willen’ als basale levenskracht in de evolutie, ‘materialistisch monisme’ (de materie is de enige zijnsvorm, bewustzijn is een eigenschap van de materie), zeven ‘fundamentele emoties’ (aandrift, woede, vrees, walging, vreugde, verdriet, angst), vier ‘neurotransmitters’ die deze emoties realiseren in de emotiecentra van de hersenstam (dopamine, serotonine, noradrenaline en adrenaline).
Op basis hiervan ontwikkelt de auteur zijn theorie in drie stappen. De eerste stap beschrijft de veronderstelde biologische evolutie van het niet-bewuste en bewuste willen en de hierop berustende emoties, het ‘gewaarzijn’ (niet-selectieve neuronale representatie van zintuigprikkels) en ‘bewustzijnen’ (selectieve neuronale representaties van een oordeel over een onderdeel van het gewaarzijn). De tweede stap focust op het ‘ik’-bewustzijn bij de mens, dat via reflectie een - evolutionair nuttige - controlerende functie op de emoties uitoefent. In de derde stap worden hypothesen ontwikkeld over het ontstaan van waangedachten, hallucinaties en dwanggedachten als ontsporingen van het willen, de emoties en het bewustzijn op basis van over- of onderactiviteit van emotiecentra. In het laatste hoofdstuk interpreteert de schrijver de ontstaanswijze van een reactieve paranoïde psychose als een stoornis van het (denk)gedrag (output), op basis van een mogelijke combinatie van situationele (input), psychologische (programmering) en neurobiologische (hardware) afwijkingen.
Sterke kanten van dit boek zijn de systematische opbouw van het betoog (aannames, redeneerstappen, samenvatting en conclusie) en het interessante ontwerp van een emotietheorie van de psychose, op basis van evolutiebiologische en neurowetenschappelijke data. Zwakke punten zijn de afwezigheid van verhelderende illustraties en een index, waardoor de groep lezers waarschijnlijk onnodig beperkt blijft tot academisch gevormde geïnteresseerden met een biologische en neurowetenschappelijke ondergrond.
Samenvattend: dit is een belangrijk boek, dat de kloof tussen professionals en ervaringsdeskundigen zal helpen dichten en alleen al daarom destigmatiserend kan werken. Bovendien levert zijn theorie over de ontstaanswijze van psychosen intrigerend materiaal op voor verdere wetenschappelijke toetsing.
R. de Vries