Behavioral healthcare and technology. Using science-based innovations to transform practice
In dit boek proberen de auteurs een overzicht te geven van het gebruik van computertechnologie bij het beïnvloeden van gezondheidsgedrag. Als doelgroep hebben zij behandelaars, zorgbestuurders, onderzoekers en verzekeraars voor ogen. Doel is om een wetenschappelijk fundament te leggen onder (computer)technologische gedragsinterventies. Hiermee hoopt men uiteindelijk het gebruik van technologie beter te integreren in de gezondheidszorg om de kwaliteit en het bereik daarvan te vergroten. In hoeverre wordt dit doel behaald?
De inhoudelijke thema’s van de vijf delen waarover de 22 hoofdstukken zijn verdeeld, weerspiegelen de inhoudelijke breedte van het boek. Deel één bespreekt theoretische modellen die bij het moderniseren van het interventieaanbod van belang worden geacht, zoals het stadiummodel voor interventieontwikkeling en de theorie van gepland gedrag.
Met slechts twee hoofdstukken ligt hier echter niet het zwaartepunt.
Het tweede deel bespreekt het gebruik van computertechnologie bij het behandelen van verslavingsproblemen, stemmings- en angststoornissen, ernstige psychische aandoeningen, begeleiding bij dieet-, bewegings- en gewichtsverandering en sociaal-emotionele ondersteuning. In deze hoofdstukken wordt een bondig, maar vrij compleet beeld van het onderzoek hiernaar gegeven. Redactioneel minpunt is dat de term die wordt gehanteerd voor technologische gedragsinterventies onnodig veel varieert tussen de hoofdstukken.
Deel drie bespreekt methodologische uitdagingen bij onderzoek naar het gebruik, de effecten en kosten van technologische gedragsinterventies. Zo bespreken de auteurs in hoofdstuk 11 en 12 multiple baseline designs en (interrupted) time series designs als mogelijke alternatieven voor gerandomiseerde trials. Vaak zijn bij onderzoek naar technologische interventies veel gegevens van deelnemers digitaal en real-time voorhanden en kan men zeer frequent metingen verrichten. Tegelijkertijd ontwikkelen verwachtingen rond deze interventies zich snel, waardoor een interventie soms al verouderd is voordat een gerandomiseerde trial is afgerond. Alternatieven dient men daarom in overweging te nemen.
Rond het thema van deel vier is bij uitstek veel werk te doen: het grootschaliger inzetten van technologische gedragsinterventies. Jammer is dat er slechts één hoofdstuk daadwerkelijk over effectieve(re) implementatie van gedragsinterventies gaat. Andere hoofdstukken gaan over privacy, beveiliging en (Amerikaanse) wetgeving, over technologische gedragsinterventies in landen met een laag en middeninkomen, of over ict-architectuur en (web)standaarden – van het laatste thema is de vraag of dit voor de beoogde doelgroep relevant is.
In het laatste deel van dit boek bespreken de auteurs implicaties voor volksgezondheid(beleid) en bouwen zij op naar de toekomstvisie van dit boek. Hier gaan zij in op een thema dat tot nog toe onderbelicht is gebleven en meer aandacht had verdiend: de rol van de cliënt en zijn of haar ervaringen bij het werken met technologische gedragsinterventies.
Al met al biedt dit boek een tamelijk compleet overzicht van de meest relevante kennis rond technologische gedragsinterventies – een mogelijke eerste stap in de verbeterde integratie tussen technologie en zorg.
M. Blankers