Addiction and weakness of will
Vroeger dacht men dat verslaving een uiting was van een zwak karakter, maar tegenwoordig is er meer aandacht voor verslaving als een stoornis waarbij een verstoord functioneren van de hersenen dat leidt tot verminderde zelfcontrole een belangrijke rol speelt. Kunnen we na 20 jaar neurowetenschappelijk onderzoek verslaving nog beschouwen als een uiting van gebrek aan wilskracht? Met de erkenning dat verminderde zelfcontrole een belangrijk kenmerk is van verslaving rijst daarnaast ook de vraag: in hoeverre kunnen we mensen met een verslaving (volledig) verantwoordelijk stellen voor hun gedrag? In hoeverre we bijvoorbeeld iemand met een verslaving die al zijn geld aan drugs besteedt in plaats van aan het onderhouden van het gezin verantwoordelijk hiervoor vinden, bepaalt voor een belangrijk deel hoe we mensen met een verslaving beoordelen, straffen en behandelen.
Het boek Addiction and weakness of will richt zich op deze belangrijke vraag: hoe verhouden de concepten ‘gebrek aan wilskracht’ en ‘verslaving’ zich tot elkaar en wat betekent dat voor verantwoordelijkheid voor gedrag? Centraal in het boek staat de onderliggende vraag hoe verantwoordelijkheid geconceptualiseerd moet worden.
In de eerste 3 hoofdstukken beschrijft Radoilska alternatieve voorwaarden waaraan voldaan moet worden om iemand moreel gezien verantwoordelijk te achten voor zijn of haar gedrag of attitude. In het vijfde en tevens laatste hoofdstuk formuleert de schrijfster, deels op basis van inzichten uit eerder werk beschreven in hoofdstuk 4, een nieuw model dat de voorgaande inzichten probeert te integreren en de relatie tussen gebrek aan wilskracht en verslaving tracht te beschrijven.
In het boek behandelt de auteur een interessante en actuele vraagstelling. Zij plaatst de erkenning van een gebrek aan zelfcontrole als kenmerk van verslaving in een filosofisch kader van wilskracht en verantwoordelijkheid. De auteur heeft echter een lange aanloop nodig om tot een integraal model te komen. Voor de geïnteresseerde in filosofische discussies over verantwoordelijkheid en wilskracht wellicht een interessante uiteenzetting. Echter, door de abstracte redeneringen, de compacte argumenten en de droge stof (de auteur geeft weinig voorbeelden die met verslaving te maken hebben of die zijn gebaseerd op fictieve verhalen over verslaving) is het boek wel even doorbijten voor de filosofische leek.
Het boek sluit af met de conclusie dat verslaving en gebrek aan wilskracht beide een secundaire uiting zijn van akrasia, oftewel het handelen tegen beter weten in. Maar ze verschillen hierin dat er bij verslaving sprake is van compulsie: waar handelen op basis van gebrek aan wilskracht waarschijnlijk ophoudt wanneer de uitkomst niet meer als plezierig wordt ervaren, houdt een verslaving vaak stand ondanks negatieve uitkomsten. Hoewel de titel suggereert dat het boek over verslaving gaat, worden helaas de relevantie en implicatie van het uiteindelijk voorgestelde model voor verslaving te weinig uitgewerkt, waardoor belangrijke vragen onbeantwoord blijven.
L. Schmaal