The myth of mirror neurons. The real neuroscience of communication and cognition
De vondst van een celtype met merkwaardige eigenschappen, later spiegelneuron genoemd, was voor Gallese, Rizzolatti en medestanders een motief om er zonder voldoende zelfkritische instelling spectaculaire hypothesen over te ontwikkelen. Zij schreven die cellen verreikende eigenschappen met verklarende kracht voor belangrijke menselijke vaardigheden toe. Dit stak ook andere wetenschappers aan. Spiegelneuronen zouden op individueel motorisch vlak zowel het handelingsbegrip als het taalbegrip kunnen verklaren en op interpersoonlijk sociaal vlak theory of mind en empathie. Daar werd in 2001 autisme aan toegevoegd. De verzameling van spiegelneuronenhypothesen, door de adepten verheven tot een theorie, werd een hype. Ramachandran (2000) voorspelde zelfs dat de spiegelneuronentheorie evenveel zou betekenen voor de psychologie als de ontdekking van het dna voor de biologie.
Hickok bewijst het forum van neurowetenschapsbeoefenaars en -consumenten een belangrijke dienst met dit boek. Hij neemt de empirisch bevestigde gegevens over spiegelneuronen serieus. Hij confronteert de geassocieerde hypothesen zorgvuldig met empirisch degelijk geverifieerde onderzoeksbevindingen en legt zo de ongerijmdheid van vele aanspraken onverbiddelijk bloot. Hij beschrijft vervolgens hoe dit opruimwerk geen leegte veroorzaakt, maar juist zicht geeft op een beter onderbouwde, geactualiseerde kennis inzake taal, handelingsbegrip en mogelijk ook autisme. Hij blijft nuchter over de geldigheid van zijn synthese. Hij noemt zijn inbreng over de neurale basis van handelingsbegrip slechts een schets, waarna hij opsomt hoe die aangevuld moet worden met een geïntegreerd geheel aan expliciete theoretische modellen voor informatieverwerking om tot een betrouwbare theorie te kunnen komen. Werk voor vele neurowetenschappers in uitvoering dus.
Hickok demonstreert tijdens zijn betoog een omvangrijke vakkennis en uitstekende scherpzinnig-analyserende én didactische kwaliteiten. Zijn benadering van autisme (hoofdstuk 9) belicht een hypothese (Markram e.a. 2007) die beter aansluit bij de centrale klachten van sommige mensen met een autismediagnose dan alle klassieke opvattingen. Zijn boek is het bestuderen dubbel waard, om de onderbouwde inzichten in neurowetenschappelijke vraagstukken én als voorbeeld van gefundeerd kritisch denken.
Toch één punt van kritiek. Hij is te mild voor diegenen wiens onhoudbare opvattingen hij doorprikt. Het siert hem de vele voordelen van ‘le choc des idées’ en daaruit voortvloeiende dialectiek te benadrukken. Maar als gretig gelezen wetenschappers het in hun bevlogenheid verzuimen in hun theoretische publicaties te verwijzen naar voldoende onderbouwde tegenwerpingen en het zich zo gemakkelijker maken om hun publiek te mesmeriseren (Heyes 2010), dan is het zinvol hen terecht te wijzen. Hun stellingen hebben veel duur onderzoek geïnspireerd, dat met zuiverder vraagstellingen waarschijnlijk tot kwalitatief betere of nuttiger bevindingen had kunnen leiden.
- Heyes CM. Mesmerising mirror neurons. NeuroImage 2010; 51: 789-91.
- Markram H, Rinaldi T, Markram K. The intense world syndrome – an alternative hypothesis for autism. Front Neurosci 2007; 1: 77-96.
- Ramachandran V. 2000. Mirror neurons and imitation learning as the driving force behind the great leap forward in human evolution. https://edge.org/conversation/mirror-neurons-and-imitation-learning-as-the-driving-force-behind-the-great-leap-forward-in-human-evolution
L. Roelens