Panic disorder and agoraphobia
Dit kleine boekje van 67 pagina’s heeft als doel een beknopt en praktisch overzicht te geven van diagnostiek, etiologie en behandeling van de paniekstoornis en agorafobie. De beschrijving van de diagnostische kenmerken is nogal droog uitgevallen. Een casus ter illustratie had de leesbaarheid zeker bevorderd.
Daarnaast staan er een paar fouten in de tekst, de ene wat hinderlijker dan de andere. Dat de typische duur van paniekaanvallen niet accuraat wordt weergegeven, is van ondergeschikt belang. Echter, de verkeerde weergave van de relatie tussen paniek en hyperventilatie is ergerlijk, want juist hierover doen veel indianenverhalen de ronde. Tijdens een paniekaanval hyperventileren sommige patiënten inderdaad. Maar dat zorgt niet noodzakelijkerwijs voor een verstikkingsgevoel en al helemaal niet voor een stijging van de Pco2, maar integendeel, juist voor een daling. En uit onderzoek blijkt dat niet een daling, maar juist een stijging van die Pco2 paniek in de hand werkt. Hier draagt het boekje dus bij tot het verhogen van de verwarring bij de uitleg van een fenomeen waarvoor patiënten graag een correcte verklaring willen van hun arts of psycholoog. De differentiaaldiagnostiek met andere psychiatrische en medische aandoeningen is volledig en overzichtelijk.
In het hoofdstuk over etiologie plaatsen de auteurs een aantal verklaringsmodellen naast elkaar, zonder een duidelijke voorkeur voor een bepaalde verklaring. De recentste inzichten ontbreken echter. Zo reppen zij met geen woord over de rol van chemosensitieve, pH-gevoelige ionkanalen in het centrale zenuwstelsel. Dat is een gemiste kans, want deze ontdekking heeft het potentieel om een aantal theorieën te staven door ze van een basaal wetenschappelijk fundament te voorzien. In dat licht is het ook spijtig dat de verouderde false suffocation alarmtheorie vermeld wordt, maar niet het modernere onderzoek met laboratoriumprovocatie zoals lactaat- of koolstofdioxidetoediening, waarvan het effect nu juist verloopt via de genoemde ionkanalen.
Er zijn twee hoofdstukken over behandeling, een over medicatie en een over niet-medicamenteuze behandeling. Het medicatiehoofdstuk is gedetailleerd, volledig en overzichtelijk. De effectiefste behandeling voor de paniekstoornis is echter de gedragstherapie en het is in Nederland ook terecht de behandeling van eerste keuze. Naar verhouding krijgt deze therapievorm te weinig aandacht. Er wordt ook gesteld dat de combinatie van medicatie (selectieve serotonineheropnameremmers) en gedragstherapie effectiever is dan elk apart. Dit klopt alleen als er sprake is van comorbiditeit met ernstige depressie of van het falen van eerdere behandelpogingen met gedragstherapie.
Samengevat: dit boekje bevat beknopte en overzichtelijke informatie, maar het ontbreekt aan interpretatie en duiding. Verder bevat het werkje enkele fouten waarvan sommige gevolgen kunnen hebben voor de dagelijkse praktijk.
K. Schruers