Stahl’s Illustrated: Violence. Neural circuits, genetics and treatment
Zoals gebruikelijk in de reeks Stahl’s illustrated is ook dit boek in hoofdzaak opgebouwd uit overzichtelijke illustraties met bijkomende uitleg. De auteurs streven met dit werk enkele ambitieuze doeleinden na, zoals onder meer: het beschrijven van de epidemiologie en de heterogeniteit van geweld en agressie; het gebruiken van kennis over omgevingsgerelateerde en genetische risicofactoren om te voorspellen welke individuen gewelddadig of agressief zullen worden; het verkennen van de neurobiologische factoren die aan de basis liggen van gewelddadig en agressief gedrag en tot slot het toepassen van evidence-based assessment en behandelingsstrategieën op personen met gewelddadig en agressief gedrag.
Het boek bestaat uit drie delen: in het eerste deel staat de vraag centraal waarom iemand gewelddadig of agressief wordt, in het daaropvolgende deel staan de auteurs stil bij de neurobiologische en genetische basis van gewelddadig en agressief gedrag, terwijl in het laatste deel de medicamenteuze behandeling aan de orde komt.
De auteurs focussen in dit boek enkel op de negatieve vorm van agressie, met name gewelddadigheid en ze benaderen agressie bijgevolg uitsluitend als een pathologische eigenschap waarbij een mogelijke biologische verklaring wordt gegeven van dit grensoverschrijdend gedrag. Hierdoor wordt het aspect dat agressie een inherente eigenschap of emotie van de mens is waarmee deze moet leren omgaan, onvoldoende belicht.
Gewelddadig gedrag wordt in het eerste gedeelte onderverdeeld in drie categorieën namelijk impulsieve, psychotische en psychopathische agressie. Vervolgens beschrijven de auteurs de risicofactoren die tot gewelddadigheid kunnen leiden en geven weer op welke wijze sommige van die factoren inwerken op onze biologisch systemen.
In het tweede gedeelte bespreken Stahl en Morrissette de hersenregio’s en de ontregeling in de neuronale circuits op een heldere wijze, waarbij zij de link met de beschreven vormen van agressie uitleggen. Verder verklaren zij deze ontregeling op het niveau van de betrokken neurotransmitters en leggen ook de link met genetische kwetsbaarheden.
In het laatste deel wordt vrij gedetailleerd ingegaan op de mogelijke rol die antipsychotica, antidepressiva, stemmingsstabilisatoren en andere medicatie kunnen vervullen bij de behandeling van gewelddadigheid of agressiviteit. Tot slot benadrukken de schrijvers dat men deze (off label) medicamenteuze benadering het beste kan combineren met psychotherapeutische interventies.
De opbouw en de overzichtelijke illustraties maken dit werk uitermate geschikt voor onderwijsdoeleinden. Ook voor professionals die een snelle en bondige opfrissing nodig hebben over de biologische achtergrond van gewelddadigheid en over de link met mogelijk te gebruiken medicatie, zal dit boekje een meerwaarde bieden. In elk geval kan dit werk zeker helpen om beter zicht te krijgen op de biologische factoren rond gewelddadigheid en agressie. De sociaal maatschappelijke en psychologische factoren mag men hierbij evenwel niet uit het oog verliezen.
N. Verbeeck