Grip op je problemen. Cognitieve training bij verslaving en angst
Prof. Wiers introduceerde het ‘duale procesmodel’ van gedragsregulatie – metaforisch het ‘ruiter-paardmodel’ – reeds in zijn vorige boek, Slaaf van het onbewuste . Hij hielp daarmee irrationeel verslavingsgedrag verstaan als in stand gehouden door deels onbewuste, automatische en impulsieve processen (paard) die bewuste, rationele en reflectieve beslissingen (ruiter) vaak te snel af zijn. In Grip op je problemen onderzoekt Wiers de therapeutische implicaties van het duale procesmodel.
In vlot verstaanbare taal presenteert hij een ruim overzicht van recente onderzoeksresultaten met cognitieve training in de aanpak van verslavings- en angstproblemen en maakt deze begrijpelijk binnen het kader van de ruiter-paardmetafoor. Wiers schrijft enthousiasmerend over deze cognitieve trainingen als een nieuwe ‘derde weg’ in de aanpak van angst- en verslavingsproblemen naast ‘pillen’ en ‘praten’.
De methodologie van een aantal van de nieuwere trainingsmethoden lijkt goed aan te sluiten bij de geest en de technologische mogelijkheden van deze tijd. Het gaat om individuele oefeningen, die geautomatiseerd, gecomputeriseerd, en zelfs online aangeboden kunnen worden.
Als ‘analoge’ hulpverlener riskeer je daarbij het gevoel overbodig te worden, maar in zijn laatste hoofdstuk herinnert Wiers ook de vertwijfelde en zelfs de reactionaire clinicus eraan dat deze oefeningen hun plaats hebben binnen een ruimere therapeutische context en niet zomaar op zichzelf (kunnen) staan.
Zelfs wanneer je als therapeut (nog) niet geneigd bent de beschreven behandeltechnologie in huis te halen, biedt het steeds beter gefundeerde duale procesmodel onmiddellijk bruikbaar psycho-educatief materiaal om cliënten en hun naasten te helpen begrip op te brengen voor hun psychische problemen. Ook bij het hanteren van terugval, bij het in stand houden van een therapeutische band zonder morele veroordeling, helpt het patiënten en hun therapeuten motiveren om te ‘blijven oefenen’. Wiers meent dat het groeiend arsenaal van cognitieve trainingen vooral een aanvulling betekent binnen het bestaande het therapeutische veld. Maar tegelijkertijd lijkt de adoptie van een model waarin ‘het onbewuste’ bestaat uit een bundel automatische processen die eenvoudig getraind kunnen worden, te impliceren dat therapeuten en patiënten hun werk radicaal herorganiseren – in het bijzonder hun zoektocht naar inzicht en betekenis zoals die gepast leek binnen de context van een ‘freudiaans’ onbewuste.
H. Peuskens