De eenzaamheid van de psychose. De rol van veilige strijd bij het ontstaan en het herstel van een psychose
In haar werk met gezinnen van patiënten met schizofrenie als psychiater van de transmurale gezinsbegeleiding ontwikkelde Margreet de Pater een theorie over het ontstaan van schizofrenie. De eenzaamheid waarin mensen verkeren, in combinatie met (genetische) aanleg en andere factoren zoals drugsgebruik, speelt een hoofdrol bij het ontstaan van een psychose. Dat komt omdat deze patiënten onvoldoende contact hadden met hun zogenoemde ‘kernzelf’, ‘ dat deel van jezelf dat bestaat uit het besef dat je bestaat en dat jij het bent die handelt ’ (naar A. Damasio).
Op een constructieve wijze de strijd aangaan met de omgeving, met name de ouders, is essentieel voor een gezonde ontwikkeling van dit kernzelf en voor het ontwikkelen van psychische en sociale weerbaarheid. Deze ‘veilige strijd’ heeft ontbroken bij mensen met een psychose, in de peuter-kleuterleeftijd of in de adolescentie.
Allereerst gaat De Pater – met dit in het achterhoofd – in op ‘het raadsel psychose’ vanuit de (wetenschappelijke) literatuur. Daarbij put zij uit velerlei bronnen: medisch-psychiatrisch, epidemiologisch, onwikkelingspsychologisch en filosofisch.
Om haar theorie te toetsen heeft De Pater een verkennend kwalitatief onderzoek verricht met semigestructureerde interviews onder 46 patiënten en hun naasten met als belangrijkste vragen of eenzaamheid een rol speelde bij het ontstaan van een psychose en of er sprake was van een onveilige of veilige strijd in de kritieke levensfasen. De resultaten van dit onderzoek bevestigen haar theorie.
In het laatste deel van het boek wordt de transmurale gezinsbegeleiding beschreven als methode om deze niet goed verlopen veilige strijd alsnog te corrigeren.
Het is niet moeilijk kritiek te hebben op de theorie en op de werkwijze. Bij het literatuuroverzicht in het eerste deel citeert ze selectief uit de literatuur om haar theorie te ondersteunen. ‘Eenzaamheid’ is een subjectief begrip, net zoals ‘veilige strijd’. De Pater moet zich nogal eens in bochten wringen om haar gelijk aan te tonen, ook in het interviewmateriaal. En dan nog is er de vraag betreffende de causaliteit.
Het boek is geschreven voor een breed publiek (dus ook patiënten en familie) en goed ontvangen door zowel de patiëntenvereniging Anoiksis als de familievereniging Ypsilon. Het is zeker ook geschikt voor psychiaters in het veld. Ook al is haar theorie niet universeel toepasbaar op alle mensen met psychose, er staat meer dan genoeg in het boek (theoretisch en praktisch) om een aanvulling te zijn op de huidige behandelpraktijk en het spoort aan tot meer samenwerking tussen patiënt, familie en hulpverleners.
G. Faber