Professionaliteit in de psychiatrie
Dit boek is een Nederlandse vertaling en bewerking van het boek Professionalism in psychiatry van de bekende Amerikaanse psychiater-psychoanalyticus Glen Gabbard.
Michiel Hengeveld bewaarde in zijn bewerking de oorspronkelijke indeling van het boek. De eerste drie hoofdstukken, professionaliteit in de geneeskunde en de psychiatrie (hoofdstuk 1), ethiek (2) en de klinische relatie (3) lezen eerder droog en hebben een erg belerend karakter. De vele sprekende voorbeelden verlevendigen echter het geheel en bieden iemand in opleiding zeker hou- vast.
Kan het hoofdstuk 4 over internet en sociale media wellicht ook oudere collega’s aan het denken zetten, dan herneemt hoofdstuk 5 over professionele verplichtingen dezelfde, wat regelgevende toon. Hoofdstuk 6, gewijd aan sensitiviteit voor cultuur, etniciteit, gender en seksuele voorkeur, vormt terecht het lijvigste onderdeel van het boek. Is hoofdstuk 7, over rolconflicten en belangenverstrengeling, relatief kort, dan lijkt de lijst aan ‘Kernpunten’ op het einde ervan, haast symptomatisch lang voor het blijvend onopgeloste conflictueuze ervan.
De titel van hoofdstuk 8, ‘Relaties met collega’s en vakgenoten’, lijkt enigszins misleidend, want dit behandelt haast uitsluitend de zeer herkenbare moeilijkheden onder collega’s. Hier hadden we graag wat meer daadkrachtige voorstellen van oplossingen van deze toch zeer eminente auteurs gelezen. Opvallend overigens verandert het ‘moeten’ van de eerste hoofdstukken hier in een veel vrijblijvender ‘kunnen’. Hoofdstuk 9, over ‘het verborgen curriculum’, dat de psychiatrische opleiding implicieter gestalte geeft, verdraagt zeker verdieping. Datzelfde geldt ook voor het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 10), dat de opleiding in en beoordeling van professionaliteit behandelt.
De uitgave door De Tijdstroom, in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), is zeer verzorgd. Iemand die ook de Engelse tekst voor zich heeft, zal zich met de vertaling allicht hier en daar niet zo gelukkig voelen. Ook is het niet duidelijk waar Hengeveld de originele tekst van aanpassingen voorzag. Maar wellicht zijn beide bedenkingen minder relevant wanneer men weet dat dit boek bestemd is ‘voor opleidingen psychiatrie en het cursorisch onderwijs aan de aiossen psychiatrie’, zoals de achterflap vermeldt. Vanuit dit perspectief is een synthetische paragraaf ‘Kernpunten’ na elk hoofdstuk zeer nuttig.
Wat te denken van het feit dat dit soort inhoud van over de oceaan werd ingevoerd? Men kan iemand als Hengeveld, noch de NVvP van mentale armoede verdenken. Maar dit boek ademt angst uit voor het verkeerde, te veel het ‘moeten’. Het mist nederigheid én clementie tegenover de onvolkomenheid van elk, onder meer professioneel handelen. Hoe goed professioneel handelen ontwikkelen, hoe remediëring aan bod kan komen, zijn aspecten die wat mager uitvielen. Af en toe ontbeert het boek handvatten voor inspiratie daartoe en dreigt het naar wat ‘regulitis’ af te glijden.
Indachtig Nancy Andreasens lezing in Berlijn op het congres van de Deutsche Gesellschaft für Psychiatrie und Psychotherapie, Psychosomatik und Nervenheilkunde (dgppn) enkele jaren geleden stelde ik me de vraag hoe de Europese, meer filosofisch geïnspireerde psychiatrie hierin een bijdrage bieden kan, eerder vanuit een kantiaans dan vanuit een perspectief à la Bentham. Reflectie en discussie onder collegae kunnen die vraag beantwoorden. Daartoe biedt dit lezenswaardig boek wel aanzet, maar nodigt het weinig uit. His masters voice is immers nadrukkelijk aanwezig.
M.H.M. Hermans