Eindigheid in de geestelijke gezondheidszorg
Heel onze gezondheidszorg, ook de geestelijke gezondheidszorg, wordt de laatste decennia meer en meer gekenmerkt door hoogtechnologische middelen, door efficiëntie en snelle resultaten, door de idee van ongebreidelde maakbaarheid. Daarbij zijn deze (dure) methoden economisch gestuurd: overheid en directies bepalen het beleid op basis van de marktvraag en de betaalbaarheid. Dit triomfantelijke marktdenken botst op de werkvloer met de realiteit van het ware leven: mensen overlijden, blijven ernstig ziek of verliezen steeds meer mogelijkheden.
Onze drammende gelukscultuur weet hier niet goed weg mee: wij zitten verveeld met deze pijnlijke uiting van het menselijk tekort. We hebben het lastig met de steeds groeiende groep langdurig zieken die niet verbetert: zij kosten ons te veel, het is hun eigen schuld, zij passen niet in het plaatje van meritocratisch succes. De managers van de zorg lijken geen plaats te hebben voor deze (groeiende) groep die niet past in het model.
Aan de basis, bij zorgverleners en hun patiënten, groeit een besef dat andere waarden, ideeën, denkkaders nodig zijn om deze toestand te hanteren. Hoe kunnen we beschaafd, humaan, ethisch omgaan met tekort, verlies en eindigheid?
D. De Wachter