Cocaine and methamphetamine dependence. Advances in treatment
Het problematisch gebruik van (crack)cocaïne in Nederland is op zijn retour. De prevalentie is gestabiliseerd onder de 1% en sinds 2008 is er een duidelijke daling in de zorgvraag (Wisselink e.a. 2013). Hoewel het gebruik van amfetamine de laatste jaren enigszins lijkt te zijn toegenomen, is de zorgvraag laag – zeker in vergelijking met (crack-) cocaïnegebruik. Over methamfetaminegebruik in Nederland zijn er nauwelijks betrouwbare cijfers voorhanden. Deze ontwikkelingen in Nederland lopen min of meer parallel met die in Europa (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction 2013).
Cocaine and methamphetamine dependence: advances in treatment beoogt een overzicht te geven van ‘alles’ wat een clinicus zou moeten weten over (crack)cocaïne- en methamfetamineafhankelijkheid. Naast de twee kernhoofdstukken, die ingaan op de behandelmogelijkheden, wordt aandacht besteed aan de epidemiologie, farmacologie, symptomen en diagnostiek, alsmede aan de somatische en psychiatrische comorbiditeit. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting van de key clinical concepts.
De twee kernhoofdstukken van dit boek geven een overzicht van de psychosociale en farmacologische mogelijkheden voor de behandeling van cocaïne en methamfetamineafhankelijkheid. Ten eerste, van de psychosociale interventies is contingentiemanagement (cm) het effectiefst. Bij cm wordt een duidelijk objectiveerbaar en verifieerbaar gedrag afgesproken door behandelaar en patiënt – bijvoorbeeld abstinentie – en wordt vervolgens het aantoonbaar uitvoeren van dat gedrag – blijkend uit het inleveren van cocaïnevrije urinemonsters – beloond. cm is het effectiefst wanneer men werkt volgens het boter-bij-de-visprincipe en het gewenste gedrag direct beloont. Daarbij zijn contante beloningen effectiever dan vouchers of tegoedbonnen. Naast cm worden cognitieve gedragstherapie (zowel individueel als groepsgewijs of via internet) en motiverende gespreksvoering als effectieve interventies besproken.
Ten tweede, bij de bespreking van farmacologische interventies worden enkele anti-epileptica, zoals vigabatrine en gabapentine, als potentieel effectief beschreven. Echter, in een recente studie blijkt vigabatrine niet effectiever dan placebo bij de behandeling van cocaïneafhankelijkheid (Somoza e.a. 2013). Meest veelbelovend lijken directe en indirecte dopamineagonisten, zoals modafinil en dexamfetamine met vertraagde afgifte. Maar, ook voor deze medicijnen is de effectiviteit nog niet overtuigend vastgesteld.
Na lezing resteert de vraag of dit boek nu werkelijk handvatten biedt aan de clinicus voor de behandeling van cocaïne- of methamfetamineafhankelijke patiënten. Enerzijds moeten we concluderen dat er geen geregistreerde farmacotherapie voorhanden is. Medicamenteuze interventies kunnen dus uitsluitend off-label of in het kader van wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden. Anderzijds moeten we constateren dat cm, de interventie waarvoor ruime evidentie voorhanden is, voornamelijk in wetenschappelijk onderzoek wordt toegepast en om uiteenlopende redenen nog nauwelijks in de verslavingszorg
P. Blanken