Depressie & psychodynamiek
In haar bijdrage over ‘De ontmanteling van het zelfgevoel – Schaamte en schuld na trauma’s als voedingsbodem voor depressies’ verwoordt één van de redacteuren het treffend: ‘[…] Er is een niveauverschil tussen causaliteit en verklaringen. Causaliteiten zijn opeenvolgingen van feiten in de tijd. Een appel valt van de boom. […] Maar een verklaring probeert een analyse te geven van het ‘hoe’. Behalve een neurobiologische ontregeling is er ook een biografisch verhaal. Dat lijkt men vaak te vergeten. ’
In dit vlot leesbare boek staat het psychodynamisch perspectief op depressie centraal, zowel in theoretische reflecties als in praktische zin bij de beschrijving van psychodynamische behandelmethoden. Een klinisch interessante rode draad door het boek is de tweedeling die Blatt (2004) maakte tussen de ‘anaclitische’ en ‘introjectieve’ depressie. Bij de anaclitische depressie zijn er vooral afhankelijkheid en gemis van een onbereikbare ander. Bij de introjectieve depressie staat de zelfkritiek, verbonden met hoge eisen en idealen, centraal.
Het essay over Freuds ‘Rouw en melancholie – Een eeuw later’ beschrijft de rijkdom aan denkmodellen die clinici kunnen helpen om een depressie te begrijpen en te benaderen, bijvoorbeeld volgens het freudiaanse denken, het denkkader van Bion of vanuit de zelfpsychologie. In het boek is er ook aandacht voor een depressie bij bepaalde levensfasen zoals tijdens de kindertijd,
de adolescentie en op oudere leeftijd.
Het essay over de depressie vanuit een sociologische optiek biedt handvatten aan om de patiënt met een depressie die zichzelf presenteert in gesprekken, beter te begrijpen. Zo is er sprake van een driedelige typologie: een zelfbeschuldigende, een zelfrelativerende en een zelfrespecterende strategie om zichzelf te presenteren. Sociologisch is de conclusie dat wat patiënten over hun problematische somberheid vertellen, welke woorden zij kiezen en welke houding zij daarbij kunnen aannemen sterk beïnvloed worden door de interactiesituatie waarin dat moet gebeuren.
Een ontroerende getuigenis over zijn depressie verwoordt Maarten van Buuren, hoogleraar Moderne letterkunde, in het laatste hoofdstuk van dit boek, waarbij hij de nadruk legt op de fors gestoorde tijdsbeleving. Startend bij Augustinus en dan via Husserl en Heidegger komt hij uit op zijn in duigen gevallen ‘troonopvolgerscenario’ dat vervangen moest worden door een ander en meer aangepast scenario.
Kortom, dit boek omvat een rijke bundeling van essays die de moeite waard zijn om te lezen. Ook rekening houdend met het feit dat er de laatste jaren weinig aandacht is geweest voor de psychodynamiek (uitgezonderd Dirkx e.a. 2011), verdient dit boek een plaats in de bibliotheek van elke geïnteresseerde psychiater en arts in opleiding tot psychiater.
K. Goethals