On ‘confused persons’ and misunderstood behaviour: leads for health and safety services
Background For some ten years now the term ‘confused persons’ has gained prominence in the Netherlands. Introduced by the police, it gathered attention due to rising numbers of police calls, to become entangled with broader sentiments of unsafety due to serious incidents with people with mental disorders. Mental health services have struggled with the term, since it is no diagnosis and it often leads to misunderstandings and controversies.
Aim To explain 1. the origins of the term, 2. the numbers, 3. the impact on police, juicidal system and society, 4. possible explanations for misunderstood behaviour, and 5. leads for both health and safety services.
Method Overview of recent sources and previous own research.
Results It is important to differentiate across type and severity of behaviours, between people with (serious) social difficulties and people with severe mental disorders, so they are not needlessly medicalized (too much professional involvement), legalized (resulting in punishment) or normalized (too little professional involvement). More attention is needed for the ‘normal life’ of people that are faced with intensive and often restrictive professional services, so more differentiated housing, working and living becomes available. Last, for some people it is necessary to maintain (professional) surveillance and/or guidance for their entire lives, both from a safety and human perspective.
Conclusion Confused or misunderstood behaviour is a broad concept that includes many causes with varying causes: from micro-organizational and collaboration problems to (macro) the social structure and culture in society. Focusing on a few well-defined groups, collaboration and system problems can be useful. The existing problems are not easy to solve and require sustainable investments in human willingness and expertise.
Sinds een jaar of tien is de term ‘verward persoon’ een begrip in Nederland. De term is geïntroduceerd door de politie, kreeg impact vanwege een stijgend aantal politieregistraties en raakte verknoopt met gevoelens van onveiligheid vanwege ernstige incidenten met mensen met psychische problematiek. Ondanks vele beleidsinspanningen op verschillende niveaus is het nog steeds lastig om grip te krijgen op het fenomeen ‘verward gedrag’. Er gaat veel onder schuil: maatschappelijke verhoudingen tussen mensen, organisatie van zorg en veiligheid, sociaaleconomische factoren, samenwerkingsproblematiek tussen publieke diensten en meer. De ggz verhoudt zich vaak moeilijk tot de term: ‘verward’ is geen diagnose, maar het brede gebruik ervan leidt geregeld tot discussies en misverstanden.
In dit essay probeer ik te verhelderen waarover deze discussie nu wel en niet gaat, of zou moeten gaan, met als doel gezamenlijke aanknopingspunten te bieden voor zowel de zorg- als de veiligheidssector. Daartoe belicht ik een aantal onderdelen van het fenomeen: 1. de oorsprong van de term, 2. cijfers, 3. de impact op politie, justitie en samenleving, 4. mogelijke verklaringen voor verward gedrag en 5. mogelijke aanknopingspunten voor zorg en veiligheid. Hiervoor baseer ik me op een aantal recente bronnen en eerder eigen onderzoek.1
Oorsprong term ‘verward’
Door de vorming van de Nationale Politie per 1 januari 2013 werd het noodzakelijk om registratiecodes op landelijk niveau te centraliseren. De term ‘gestoord’ verviel en onder registratiecode/maatschappelijke klasse E33 werd voortaan verstaan ‘overlast door een verward persoon’. Via het landelijke registratiesysteem (BVH) werd het mogelijk om snel inzicht te krijgen in het aantal registraties per wijk, gemeente en regio. Nooit eerder kon zo kort-cyclisch en snel voor het hele land ‘verward gedrag’ geteld worden. Er is ook geen andere organisatie op het gebied van zorg of veiligheid die dit zo kan of doet. Vanwege de snelle stijging van het aantal registraties kwam er steeds meer bestuurlijke, politieke en media-aandacht voor ‘verward gedrag’.1
De term ‘verward gedrag’ is niet eenduidig te omschrijven. Hoewel ‘overlast’ een belangrijk onderdeel is van de terminologie, luidt een recente beschrijving van politie: ‘Eenieder die vanwege zijn al dan niet tijdelijke verstoorde oordeelsvermogen gedrag vertoont waarmee hij zichzelf of enig ander in gevaar brengt en/of een bedreiging vormt voor de openbare orde en veiligheid en/of waaruit de hulpbehoevendheid van deze persoon blijkt’.2 In de praktijk gaat het om mensen met dementie die over straat zwerven, via mensen die dreigen met suïcide en mensen onder invloed, tot mensen die helemaal buiten de realiteit staan – en combinaties hiervan.3 In zorgterminologie daarentegen verwijst ‘verward’ naar een scherp afgebakende toestand, waarin iemand cognitief de grip op de werkelijkheid kwijt is en vaak gedesoriënteerd is in tijd, plaats of persoon (zoals vaak gebeurt bij mensen met een delier).
De term ‘verward’ heeft tot veel onbegrip en frustratie geleid bij politie en (psychische) zorg: gegeven haar strikte opvatting van ‘verward’ voelde de zorg zich lange tijd niet verantwoordelijk voor de brede interpretatie ervan door de politie. Mede daarom is de term ‘onbegrepen’ geïntroduceerd: het gedrag vindt men namelijk vooral vreemd en afwijkend, en vaak begrijpt men niet wat er de oorzaak van is. De term ‘onbegrepen’ plaatst het gedrag van de persoon bovendien meer tussen mensen, in de interactie, waardoor het begrijpen ervan door de ander gestimuleerd wordt.4 Hoewel ‘onbegrepen’ ruimte biedt voor meer wederzijds begrip en samenwerking, heeft ook deze term nadelen. Wat ‘onbegrepen’ wordt genoemd, is namelijk ook sterk afhankelijk van de persoon en de context. Wat de ene mens onbegrijpelijk vindt, snapt de ander prima. En wat in de ene context normaal is, is dat in een andere niet. Zo legt men ‘onbegrepen gedrag’ in verschillende zorgsectoren, zoals de dementiezorg of de zorg voor verstandelijk gehandicapten, heel anders uit dan in bijv. de ggz.
Meer duidelijkheid en precisie bij het spreken over groepen mensen blijft relevant omdat ook beleidsmakers regelmatig verschillende problemen of groepen bedoelen: waar de een het heeft over een kleine, maar gevaarlijke groep mensen, bedoelt een ander een grote groep met niet al te storend, maar wel moeilijk te begrijpen gedrag. Hierdoor is het lastig gebleken om het brede en diffuse probleem gefocust te benaderen.
Cijfers over onbegrepen gedrag
Sinds de politie in 2011 is gestart met de nieuwe E33-code, is het aantal registraties sterk toegenomen. In absolute aantallen van 44.571 (in 2012) naar 141.724 (in 2023) – een toename van circa 10-15% per jaar en ruim 300% over de gehele periode.5 Dit zijn registraties van gebeurtenissen: vooral telefoontjes naar 112, in mindere mate telefoontjes naar het 0900-servicenummer en in veel mindere mate eigen observaties van agenten. Dit getal gaat dus niet over het aantal personen: als dezelfde persoon in één jaar twintig keer in beeld komt, dan worden er twintig afzonderlijke registraties gedaan. Omdat het voor agenten vaak lastig is om goed onderscheid te maken, komt veel afwijkend gedrag in de E33-categorie terecht en niet in andere categorieën (zo bestaat er ook een categorie voor overlast vanwege alcohol/drugs). Echter, verward gedrag waarmee politie te maken krijgt, blijft niet beperkt tot E33-registraties: situaties waarin (ernstige) strafbare feiten zijn gepleegd, worden bijna altijd geregistreerd in een andere categorie – die waarin het strafbaar feit voorop staat (en dus niet als E33).6
Sinds 2021 vlakt de toename af, maar of die trend doorzet, valt nog niet te zeggen. Daar staat tegenover dat het totale aantal overlastmeldingen al jaren toeneemt, met een duidelijke piek in de coronajaren 2020 en 2021. In figuur 1 worden alle door de politie geregistreerde hoofdcategorieën getoond als indexcijfers. Vanwege de grote verschillen in omvang geef ik hier geen absolute aantallen weer, maar kies voor een weergave in de context van de totale ervaren overlast. In alle categorieën wordt meer overlast gemeld, maar (naast verward gedrag) veruit het meest door drugs, alcohol en daklozen. Omdat niet alle categorieën even strak omschreven zijn, kunnen ‘dezelfde’ situaties door verschillende agenten in verschillende categorieën worden ingedeeld. In principe wordt één overlastsituatie maar in één categorie geregistreerd: agenten moeten dus kiezen. In 2023 is voor het eerst sinds 2012 het totale aantal overlastregistraties afgenomen. Meldpatronen blijken sterk te verschillen over tijd en plaats. De huidige ontwikkeling is dat het aantal telefoontjes naar 112 al jaren stijgt – bij een afnemend aantal ervaren en geregistreerde misdrijven (zie figuur 2, ook hier zijn steeds indexgetallen gebruikt).
Figuur 1. Ontwikkeling van overlast geregistreerd door de politie, 2012-2023 (indexgetallen)
Zoals eerder beschreven, is ‘verward’ of ‘onbegrepen’ gedrag geen scherp gedefinieerd begrip en wordt het in verschillende omgevingen anders gebruikt. Dat geeft problemen bij het vergelijken van cijfers tussen politie en zorg. In de zorgcontext is overlast vaak geen aanmeldreden. Ook is het begrip ‘verward’ te ruim en wordt er specifieker (diagnostisch) geregistreerd. Cijfers van psychiatrische acute diensten, algemene spoedeisende-hulpposten en huisartsen/huisartsenposten zijn dus niet te vergelijken met die van de politie. Woningcorporaties registreren wel overlast, maar niet altijd de reden of achtergrond daarvan. In de maatschappelijke opvang, voor thuis- en daklozen, wordt vooral afwijkend gedrag geregistreerd.
Het aantal registraties bij psychiatrische crisisdiensten neemt al jaren licht af,7 aanmeldingen van psychische problematiek bij spoedeisende-hulpposten en huisartsenposten blijven gelijk.8 Bij woningcorporaties en in de maatschappelijke opvang wordt wel meer afwijkend gedrag gezien, al verschillen de registratiemethodes per organisatie en regio – en is er geen landelijk beeld zoals de politie dat wel heeft.9 Sinds de stijging van het aantal registraties bij de politie is er gewerkt aan lokale, regionale en landelijke meldpunten voor ‘verward gedrag’. Van het landelijke nummer dat sinds 2020 in gebruik is, en van waaruit meldingen worden doorgezet naar regionale organisaties, zijn geen cijfers (openbaar) beschikbaar. Van lokale en regionale meldnummers bestaat geen compleet beeld omdat er grote verschillen zijn in welke dienst waarvoor gebeld kan worden en hoe dit wordt geregistreerd.10
Zowel de toename van overlastregistraties als van het beroep op hulp kan maar deels worden verklaard uit stijging van psychische problematiek onder de bevolking; de eerste twee zijn namelijk relatief veel groter dan de stijging die in NEMESIS-3 zichtbaar is.11 Wel hebben veel mensen moeite zich te handhaven in de huidige samenleving, raken daardoor eerder overbelast en komen in aanraking met de politie, de woningcorporatie en soms de daklozenopvang. Het grotere beroep op en de grotere beschikbaarheid van psychische zorg leiden niet tot een afname van de ervaren last, noch tot minder overlastmeldingen: mensen die in psychische of andersoortige nood met de politie in aanraking komen, vinden blijkbaar niet makkelijk zelf de weg naar huisartsen, spoeddiensten of andere zorgprofessionals. Wel wordt er eerder, door anderen, over hen naar politie of woningcorporatie gebeld.
Impact op politie, justitie en samenleving
De stijging van het aantal registraties bij de politie is zeer duidelijk, maar onduidelijk is hoeveel tijd de politie precies kwijt is aan mensen met verward gedrag – onderzoek hiernaar wordt voorbereid. Ook is onbekend hoeveel situaties een ernstig beloop hebben, met bijvoorbeeld letsel bij burgers en/of agenten tot gevolg. Wel is uit onderzoek naar fatale incidenten gebleken dat mensen met herhaald verward gedrag veel vaker overlijden dan andere groepen.12
Uit de cijfers over de strafrechtketen, zoals die worden gepubliceerd in de cahiers Criminaliteit en Rechtshandhaving, valt geen rechtstreekse informatie te halen over strafrechtelijke vervolging van mensen die met de politie in aanraking komen vanwege verward gedrag. Uit informatie over o.a. door burgers ervaren delicten (dus die zij hebben meegemaakt, vastgesteld via de Veiligheidsmonitor en haar voorgangers), geregistreerde misdrijven (zoals vastgesteld door de politie) en opgelegde straffen (door justitie) blijkt dat sinds 2005 het aantal ervaren delicten en geregistreerde misdrijven met ongeveer de helft is afgenomen (figuur 2, ook hier zijn steeds indexgetallen gebruikt).13
Als we absolute aantallen nader bekijken, zien we dat in 2021 ruim 33% van de Nederlanders een ‘delict’ heeft ervaren, volgens de Veiligheidsmonitor die onder enkele duizenden Nederlanders wordt afgenomen. In dat jaar kreeg, omgerekend, ruim 4% van de Nederlanders te maken met een geregistreerd misdrijf – grof gerekend een factor tien keer minder. In datzelfde jaar kreeg 0,46% (ruim 80.000 straffen) van de Nederlanders een straf opgelegd (figuur 3, ook hier zijn steeds indexgetallen gebruikt). Van alle Nederlanders kreeg 0,004% (een kleine 700) in dat jaar verplichte forensische zorg.
Bij straffen die uitgevoerd worden in de forensische zorg, op het grensvlak van justitie en zorg, is de ontwikkeling over de tijd grillig. De verplichte forensische zorg nam tussen 1995 en 2005 sterk toe, daalde tot 2013 sterk, nam tot 2018 weer sterk toe en daalde daarna weer scherp (figuur 4, hier zijn absolute aantallen gebruikt). Vooral het grotere aantal ISD-maatregelen verklaart de totale stijging, het sterk over de tijd variërende aantal tbs-opleggingen deels. (ISD: Inrichting Stelselmatige Dader. Op basis van de ISD-maatregel kunnen stelselmatige daders in een inrichting geplaatst worden die specifiek voor hen bestemd is.)
Figuur 2. Criminaliteit en straf (indexgetallen, gecorrigeerd voor bevolkingsgroei)
Figuur 3. Opgelegde straffen naar type (indexgetallen, gecorrigeerd voor bevolkingsgroei)
Figuur 4. Opgelegde verplichte forensische zorg (absolute aantallen, aantal per 100.000 inwoners)
NB: de categorie ‘volwassenen-tbs’ bevat alle tbs-opleggingen, zowel zonder als met dwangverpleging (d.w.z. in een kliniek).
Overall zijn er in deze data over de strafrechtketen geen aanwijzingen te vinden voor het structureel stijgen van (gewelddadige) criminaliteit, al dan niet gepleegd door mensen met psychische of andere problematiek – integendeel. Wel wordt geweld relatief vaker bestraft en is het patroon van verplichte forensische zorg grilliger dan dat van straffen in het algemeen. De grotere aantallen mensen met (herhaald) verward gedrag bij de politie kunnen wel een indirect effect hebben op de strafrechtketen. Onderzoek naar en afwegingen door het OM over wel/niet strafrechtelijk vervolgen kosten bijvoorbeeld wel tijd, maar leiden, bij het besluit niet te vervolgen, niet tot een toename van het aantal strafzaken.
Cijfers over ernstige incidenten in de samenleving worden niet apart door politie, justitie of andere instanties geregistreerd. Omdat er bij zulke incidenten altijd slachtoffers en vaak daders bekend zijn, komen deze wel terug in de algemene cijfers, maar dus niet afzonderlijk. Veel van deze ernstige incidenten (bijv. de moord op Els Borst, de ‘metromoord’, de drievoudige moord door Thijs H.) zijn bekend bij veel burgers. Uit een snelle analyse van berichtgeving in twee grote landelijke kranten blijkt dat er steeds vaker over deze incidenten wordt geschreven: vanaf midden jaren negentig verdubbelt (de Volkskrant) tot verdrievoudigt (de Telegraaf) het aantal artikelen hierover. Maar deze groeiende media-aandacht komt dus niet overeen met het dalende aantal geweldsincidenten en straffen. Ondertussen neemt over deze periode het algehele gevoel van onveiligheid onder burgers af – hetgeen tegengesteld is aan de indruk die in de media gewekt wordt via berichtgeving over gevaarlijk verward gedrag.13
Mogelijke verklaringen voor verward gedrag
Bij mensen in Nederland bestaat het beeld dat de psychische problematiek al jaren groeit, terwijl de zorg en de veiligheid afnemen – uit figuur 3 en 4 blijkt dat dit beeld niet ondersteund wordt door cijfers. In de ‘verwarde personen’-kwestie wordt de toename van politieregistraties vaak aan minder (intramurale) zorg geweten. De aanwijzingen daarvoor zijn niet sterk: de zorg bezuinigt op deelgebieden, maar groeit als geheel. Deze grote getallen versluieren wel het zicht op een aantal subtielere, maar belangrijke veranderingen in de zorg, zoals steeds verder doorgevoerde specialisatie en compartimentering, een steeds groter aantal aanbieders en steeds meer verschillende financieringsgronden. Kwetsbaardere burgers vinden mede daardoor moeilijker hun weg naar passende en kwalitatief goede zorg dan burgers met enkelvoudige problematiek, een goede opleiding en sociale vaardigheden. Het realiseren van meer zorg of de toename van het aantal aanbieders buiten de grote ggz-instellingen blijkt niet automatisch te leiden tot het meer toeleiden naar zorg van mensen die nu buiten beeld blijven of niet profiteren. Er lijkt hier een overlap met het bredere thema van ‘afgehaakte’ Nederlanders, die steeds minder aansluiting vinden bij bestaande instituties.
De beddenreductie in de psychische zorg wordt vaak gezien als hoofdschuldige voor de toename van politieregistraties, maar de relatie tussen die twee is zwak en inconsistent.1 Toch is ‘minder bedden’ op verschillende manieren merkbaar en voelbaar bij cliënten, burgers, professionals en de samenleving als geheel. De ambulantisering heeft wel geleid tot minder bedden (hoewel niet tot de daarvan verwachte besparingen), maar een duurzame overgang van zorg in ziekenhuizen en grote instellingen naar leven in de wijk en meedoen in de samenleving heeft onvoldoende plaatsgevonden. De zorgsector beschouwt de samenleving nog beperkt als haar territorium en ziet de burger en professionals van andere publieke diensten nog te weinig als klant.
Een groot aantal sociale verklaringen voor de toename van meldingen is denkbaar en elders uitgebreid geanalyseerd:1 sociaaleconomische problematiek, sociale ongelijkheid, individualisering en eenzaamheid, een ingewikkelder en snellere samenleving, minder eigen verantwoordelijkheid (en meer hulpzoekgedrag), minder tolerantie (en meer angst) en de terugtredende (of juist steeds strenger controlerende) overheid. Sommige hiervan zijn (enigszins) toetsbaar, andere nauwelijks. Hoewel niet één verklaring met kop en schouders boven de andere uitstijgt, is wel duidelijk dat de Nederlandse samenleving steeds complexer wordt. Onze samenleving is steeds vaker een netwerk van individuen waartussen vele verbanden en verbindingen bestaan, dat echter niet voor iedereen te volgen is. Daarnaast zijn wonen en werken voor mensen die zich (soms) afwijkend van de norm gedragen problematisch. Er is meer aandacht voor (ernstige) incidenten in crisissituaties en de daaropvolgende intensieve zorg en beveiliging dan voor ‘gewone’ zaken zoals aangepast onderwijs, sociale woningbouw, rechtvaardige arbeidsmarktwetgeving en ondersteuning van burgerinitiatieven.
Zorg en veiligheid worden op allerlei manieren en in veel verschillende regio’s georganiseerd, resulterend in een ingewikkeld systeem dat veel tijd en moeite vraagt om te managen. Verschillende partijen hebben vaak uiteenlopende taken en belangen en de vele bestuursvormen en -lagen maken besluitvorming complex. De problematiek van mensen met ernstig en herhaald verward gedrag leent zich echter niet goed voor volledige decentralisatie en diffuse verantwoordelijkheden. De complexe communicatie tussen verschillende systemen van zorg, veiligheid en bestuur vraagt om grote oplettendheid en vaardigheden bij professionals – en dus is er een grote kans op menselijke fouten. Het specifieke punt van privacy en informatiedeling zorgt voor veel onbegrip en samenwerkingsproblemen tussen professionals en voor potentieel slechte uitkomsten voor burgers. Vooral de introductie van de AVG heeft tot veel voorzichtig en defensief handelen door professionals geleid, wat lang niet altijd nodig is.14
Het is onmogelijk om één oorzaak van de toename van politieregistraties over verward gedrag aan te wijzen. Bovendien is er voor ‘lichte’, eenmalige meldingen vaak een heel andere verklaring dan voor ernstige en herhaalde situaties. Rechtstreekse verbanden tussen het aantal verward-gedragmeldingen en het aantal mensen in de (forensische) zorg of bij justitie zijn niet aantoonbaar – een bevinding die sterk ingaat tegen wat vaak wordt beweerd. Oorzaken moeten meer gezocht worden in mechanismen in zorg, veiligheid, systeem en samenleving.
Mogelijke aanknopingspunten voor zorg en veiligheid
Er is sinds 2012, vanuit verschillende ZonMw-actieprogramma’s, veel gedaan rond dit fenomeen. Centrale gelden zijn decentraal belegd, zodat een groot aantal initiatieven kon groeien – vooral uitgevoerd door bestaande organisaties in het gemeentelijke, sociale en zorgdomein (en intussen ook meer in het veiligheidsdomein). Er zijn specifieke interventies ontwikkeld, zoals de levensloopaanpak (voor mensen met een hoog veiligheidsrisico) en de psycholance (voor het vervoer van mensen met verward gedrag). Er zijn interventies ontwikkeld gericht op samenwerking zoals streettriage (waarin politie en zorg samen op een situatie afgaan) en een triagist op de 112-meldkamer (waar een zorgmedewerker meldingen overneemt van de politiecentralist). Er zijn interventies ontwikkeld in de zorg, bij de politie en voor burgers (veelal trainingen in omgaan met verward gedrag). Ook zijn er veel projecten geweest op bestuurlijk niveau om de samenwerking tussen publieke diensten te verbeteren. Het is erg lastig om vast te stellen wat dit beleid exact heeft opgeleverd. Het diffuse karakter van de termen ‘verward’ en ‘onbegrepen’, de breedte van de beoogde doelgroepen, en de onduidelijkheid over de exacte oorzaken maken het lastig om gefocust beleid te voeren – ook is er geen eenduidige maat voor ‘succes’.
Steeds opnieuw ontstaat er maatschappelijke en politieke onrust over ‘verward gedrag’. Breed geformuleerd zouden we drie zaken kunnen verbeteren:
– Onderscheid maken in aard en ernst van verward of onbegrepen gedrag, tussen o.a. mensen met (zware) levensproblematiek enerzijds en met ernstige psychische stoornissen anderzijds, zodat ze niet nodeloos worden ‘gemedicaliseerd’ (resulterend in te zware zorg), ‘gejuridiseerd’ (resulterend in straf ) of ‘gesocialiseerd’ (resulterend in te lichte zorg) – dus meer onderscheidingsvermogen.
– Meer focus op het gewone leven van mensen die nu vooral met zware professionele bemoeienis te maken krijgen, zodat er ruimte ontstaat voor anders wonen, werken en leven waarbij professionals ondersteunend en adviserend zijn voor burgers – dus meer normalisatie.
– Erkenning van de noodzaak om sommige mensen levenslang te volgen/begeleiden, al dan niet door professionals, niet slechts vanuit veiligheidsoogpunt, maar vanuit medemenselijkheid – dus meer continuïteit.
Het geloof in technische (een speciale ziekenwagen of afdeling) en beleidsmatige (‘gewoon dus meer samenwerken’) oplossingen is groot. We zullen echter moeten erkennen dat onbegrepen gedrag een onderdeel van onze samenleving is. Effectief reageren op verward gedrag is voor niemand makkelijk: er bestaan weinig wetmatigheden, wat zorgt voor onzekerheid waardoor snel uitstoting van ‘moeilijke mensen’ dreigt. Bestaande maatschappelijke, organisatorische en bestuurlijke mechanismen faciliteren die uitstoting, maar vaak begint die bij individuele burgers, medewerkers en teams die zich angstig, overvraagd of machteloos voelen vanwege het gedrag van de ander.
Het blijkt voor professionals en organisaties steeds opnieuw erg moeilijk zich te verplaatsen in de leefwereld van de kwetsbare burger en het begeleidingsaanbod daarop af te stemmen. De breedte en beperkte voorspelbaarheid van verward gedrag vraagt echter om allround professionals die adequaat en flexibel kunnen reageren en zo zowel de samenleving veilig kunnen houden, als kwetsbare burgers verder kunnen helpen.
Conclusie
Verward of onbegrepen gedrag is een breed begrip waaronder veel valt – van heel klein en licht tot heel groot en ernstig. Ook de oorzaken lopen uiteen: van micro-organisatorische en samenwerkingsproblemen tot (macro) de sociale structuur en cultuur in de samenleving. In dit essay schets ik de hoofdlijnen, maar kon ik niet ingaan op de grote lokale en regionale verschillen in o.a. de samenleving, de informele en formele zorg, samenwerking tussen instanties en de bestuurlijke cultuur. Gericht inzetten op enkele goed omschreven groepen, samenwerking en systeemproblemen kan nuttig zijn. Belangrijk is te benadrukken dat de bestaande problemen niet eenvoudig zijn op te lossen en om duurzame investeringen vragen in menselijke bereidheid én deskundigheid.
Noot
Dit essay is een licht gewijzigde en ingekorte versie van de factsheet Verward/onbegrepen gedrag, die ik gemaakt heb op verzoek van de vaste Tweede Kamercommissie Justitie & Veiligheid (www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2023A03870).
Literatuur
1 Koekkoek B. De kwestie verwarde personen. Naar een andere benadering van onbegrepen gedrag. Tiel: Lannoo Campus; 2019.
3 Poels M. Verward in Flevoland. De personen achter de politiemeldingen. Amsterdam: Care2Research; 2019.
4 Koekkoek, B. Het recht om niet verward te worden: naar meer begrip tussen burgers, politie en andere publieke professionals. Den Haag: Boom Criminologie; 2023.
5 https://data.politie.nl/#/Politie/nl/
6 CBS. Personen met verward gedrag in politieregistraties, 2017-2021. 2022;Den Haag: CBS. www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2022/38/personen-met-verward-gedrag-in-politieregistraties-2017-2021
7 www.vzinfo.nl/acute-zorg/gebruik/crisisdienst-ggz
9 https://aedes.nl/media/document/onderzoek-personen-met-verward-gedrag-2022
11 https://cijfers.trimbos.nl/nemesis/nemesis-rapport-home/
12 De Boer H, Ferwerda H, Kuppens J, e.a. Fatale politie-incidenten. Patronen bij fatale incidenten binnen de context van politieoptreden. Arnhem: Bureau Beke; 2022.
14 www.archief-spv.nl/pdfs/vakblad/sp130/sp130-hoofdstuk4.pdf.
Authors
Bauke Koekkoek, lector Onbegrepen gedrag & Samenleving, Politieacademie en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Verpleegkundige, epidemioloog, sociaal wetenschapper, ggz-crisisdienst.
Correspondentie
Dr. Bauke Koekkoek (bauke.koekkoek@han.nl).
Geen strijdige belangen meegedeeld.
Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 22-8-2024.
Citeren
Tijdschr Psychiatr. 2024;66(8):470-476