Electroconvulsive therapy in patients with metallic skull implants
Background Electroconvulsive therapy is an effective treatment for mood disorders. There is, however, no consensus about the safety of use in patients with metallic skull implants even though these patients are at higher risk of developing mood disorders.
Aim To bundle the existing literature concerning the use of electroconvulsive therapy in patients with metallic skull implants and to examine the evidence concerning safety and efficacy in this group.
Methods Relevant case reports and literature reviews published since 1950 were located using PubMed.
Results We selected and reviewed 37 case reports. There were no complications related to the interaction between electroconvulsive therapy and the metallic objects. Psychiatric outcomes were positive in 95% of cases.
Conclusion There is no evidence that electroconvulsive therapy is unsafe in patients metallic skull implants. With appropriate caution, its use can be considered on a case-by-case basis by psychiatrists.
Elektroconvulsietherapie (ECT) is de doeltreffendste behandeling voor ernstige stemmingsstoornissen. Deze kan levensreddend zijn bij patiënten met ernstige katatonie, unipolaire depressie en bipolaire stoornis.1
Patiënten die een hoofdtrauma doormaken, vormen een belangrijke patiëntengroep bij wie ECT geïndiceerd kan zijn: tot 40% van de patiënten heeft een geassocieerde stemmingsstoornis.2 Er is evidentie voor de doeltreffendheid van ECT in deze context.3 Hoofdtraumata die een neurochirurgische decompressie vereisen, worden in tweede aanleg vaak hersteld met een cranioplastiek met titanium of andere metallische componenten.4
Er ontbreken echter data rond het gebruik van ECT bij patiënten met metallische implantaten. Onder metallische implantaten verstaan we osteosynthesemateriaal zoals bouten, platen of schroeven, maar ook elektroden voor diepe hersenstimulatie (DBS). De meeste beschikbare DBS-elektroden bestaan uit een legering van platina en iridium.5 DBS wordt onder andere gebruikt bij essentiële tremor, dystonie, de ziekte van Parkinson, therapieresistente unipolaire depressie en obsessieve-compulsieve stoornis. DBS wordt het frequentst toegepast bij de behandeling van de ziekte van Parkinson. De crosssectionele prevalentie van een depressieve stoornis bij deze patiëntengroep bedraagt 17%.6 Bovendien verhogen hoofdtraumata het risico op de ziekte van Parkinson.7
Patiënten met iatrogene metallische implantaten lopen dus een hoger risico op het ontstaan van stemmingsstoornissen, afhankelijk van de indicatie van het implantaat. Hierdoor zal ECT onvermijdelijk overwogen door psychiaters ter behandeling van deze patiënten, waarbij vragen over de veiligheid aan bod kunnen komen.
Een theoretisch bezwaar tegen het gebruik van ECT bij deze patiënten is het overmatig opwarmen van de metallische implantaten door de opgewekte elektrische stroom, met schade aan het hersenweefsel tot gevolg.8 Bovendien geven fabrikanten van DBS-elektroden aan in de handleiding van hun producten dat de veiligheid van ECT bij patiënten met DBS-implantaten niet afdoende bepaald is.9
methode
Wij doorzochten PubMed naar casusbeschrijvingen, case series en reviews over ECT bij patiënten met metallische implantaten, gepubliceerd vanaf 1950. De laatste zoekopdracht voerden we uit op 27 mei 2022. De PubMed-zoekstrings waren ((Electroconvulsive therapy) OR (Electroconvulsive Therapy[MeSH])) AND ((Titanium) OR (Platinum) OR (Cranioplasty) OR (Steel) OR (Metallic)) en ((Electroconvulsive therapy) OR (Electroconvulsive Therapy[MeSH])) AND (Deep Brain Stimulation) AND ((Electrodes) OR (Implants)) met respectievelijk 469 en 31 resultaten.
De referentielijsten van eerdere reviews en case series8,10-12 over ECT bij metallische implantaten werden nagegaan op zoek naar verdere literatuur. Casusbeschrijvingen over ECT bij kleinere intracraniële metalen voorwerpen, zoals corpora aliena, aneursymaclips en -coils, lieten we in deze review buiten beschouwing.
resultaten
Op basis van de titel en het abstract selecteerden we 29 artikelen uit de oorspronkelijke zoekopdrachten. Het nagaan van de referentielijsten van de eerdere reviews en case series leverde nog 19 extra casusbeschrijvingen op. In totaal includeerden we 37 beschreven casussen, verspreid over 33 publicaties (tabel 1).
Implantaatkenmerken
In totaal werden in de literatuur 23 casussen van ECT bij patiënten met DBS-elektroden (62%) en 14 van ECT bij patiënten met overige metallische implantaten beschreven (38%).
De indicaties voor het plaatsen van de metallische implantaten en de exacte locaties waren divers. DBS-implantatie wegens de ziekte van Parkinson was de voornaamste indicatie (13 casussen; 35%), gevolgd door reconstructieve heelkunde (11 casussen; 30%), waarvan 5 casussen wegens hoofdtraumata. Op populatieniveau komen stemmingsstoornissen frequenter voor in deze twee grootste groepen, wat het relatieve belang van ECT als behandeloptie bij deze patiënten onderstreept.
De overige indicaties waren DBS-implantaties voor een depressieve stoornis (4 casussen), essentiële tremor (2 casussen), dystonie (1 casus), obsessieve-compulsieve stoornis (1 casus) en niet nader genoemde bewegingsstoornissen (2 casussen). Ten slotte werd nog een casus met een cochleair implantaat en een casus met een subtarsaal implantaat wegens zwakte van de M. orbicularis oculi beschreven.
In een enkele casus was de indicatie van het implantaat onduidelijk.
Indicaties voor ECT
De frequentste indicatie voor ECT bij deze patiënten was een unipolaire depressieve stoornis (30 casussen; 81%), waarbij 10 patiënten psychotische symptomen vertoonden, 2 patiënten een comorbide obsessieve-compulsieve stoornis hadden, en 1 patiënt een comorbide angststoornis. De tweede meest voorkomende indicatie voor ECT was een bipolaire stoornis, type 1 (6 casussen; 16%). In 3 van deze casussen betrof het een manische episode, in 2 een depressieve episode en in 1 casus een gemengde episode. Een van de patiënten met een bipolaire depressieve episode had bijkomend katatone verschijnselen.
In een enkele casus was de indicatie voor ECT therapieresistente positieve symptomen bij schizofrenie.
Complicaties
In de overgrote meerderheid van de casussen verliep de ECT-behandeling zonder complicaties (29 casussen; 78%). De voornaamste complicaties waren licht en van voorbijgaande aard: lichte hoofdpijn (2 casussen), postictale verwardheid (2 casussen) en geheugenproblemen (1 casus). Bij 2 patiënten waren de complicaties niet voorbijgaand. Het betrof hier een casus van cognitieve achteruitgang en een casus van niet-voorbijgaande geheugenproblemen.
Slechts in een enkele casus werd een complicatie beschreven die mogelijk toe te schrijven was aan de interferentie tussen ECT en het metallische implantaat. Zo beschreef men een vochtaccumulatie onder de geïmplanteerde schedelplaat, waarbij later spontane resorptie optrad.13 ECT als oorzakelijke factor is hier echter weinig plausibel, daar bij deze patiënt reeds eerder vergelijkbare vochtaccumulaties beschreven werden.
Tabel 1. Literatuuroverzicht van de gepubliceerde case studies naar het gebruik van ECT bij metallische implantaten, chronologisch geordend
1ste auteur (jaar) |
Soort |
Locatie implantaat |
Indicatie implantaat |
ECT-indicatie |
Complicaties |
Uitkomst |
Kooiker (1955)13 |
Tantaliumschedel- plaat |
Pariëto-occipitaal rechts |
Reconstructieve heelkunde voor een schedeldefect |
Depressieve stoornis |
Vochtophoping boven de plaat |
Aanhoudende psychose |
Moscarillo (2000)14 |
DBS-elektrode |
Ventrale nucleus van de thalamus |
Essentiële tremor |
Depressieve stoornis |
Geheugenproblemen |
Volledig herstel |
Baker (2000)15 |
Metalen |
Periorbitaal rechts |
Reconstructieve heelkunde na |
Depressieve stoornis |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
Madan (2001)16 |
Stalen plaat |
Temporopariëtaal rechts |
Onbekend |
Depressieve stoornis met psychotische kenmerken |
Geen |
Volledig herstel |
Chou (2005)17 |
DBS- |
Nucleus subthalamicus, bilateraal |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis met psychotische kenmerken |
Postictale verwardheid |
Volledig herstel |
Chang (2007)18 |
DBS- |
Nucleus ventralis intermedius van de thalamus, rechts |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
Bailine (2008)19 |
DBS- elektrode |
Nucleus subthalamicus, links |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis |
Postictale verwardheid |
Significante verbetering van de stemming |
Glezer (2009)20 |
Titanium- gaas |
Frontaal |
Reconstructieve heelkunde na |
Depressieve stoornis |
Geen |
Volledig herstel |
Puigdemont (2009)21 |
DBS- |
Area subcallosa gyrus cinguli, |
Depressieve stoornis |
Depressieve stoornis |
Geen |
Volledig herstel |
Ling (2010)22 |
Titanium- plaat |
Frontopariëtotemporale regio, rechts |
Reconstructieve heelkunde na meningeoomresectie |
Bipolaire stoornis type 1: manie |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
Labadie (2010)23 |
Cochleair implantaat (titanium en platina) |
Intracochleair en processus mastoideus |
Doofheid |
Bipolaire stoornis type 1: manie |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
Portella (2010)24 |
DBS- |
Area subcallosa gyrus cinguli, bilateraal |
Depressieve stoornis |
Depressieve stoornis |
Geen |
Volledig herstel |
Nasr (2011)25 |
DBS- |
Nucleus subthalamicus, bilateraal |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis met psychotische kenmerken |
Geen |
Volledig herstel van de depressieve symptomen, en significante cognitieve verbetering (MMSE van 21/30 naar 30/30) |
Kaido (2011)26 |
Craniaal |
Occipitaal |
Reconstructieve heelkunde na chirurgische decompressie van een subduraal hematoom door hoofdtrauma |
Bipolaire stoornis, type 1: manie |
Geen |
Niet vermeld |
Ducharme (2011)27 |
DBS- |
Nucleus subthalamicus, bilateraal |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis |
Geen |
Volledig herstel |
Kar (2012)28 |
Metallische interne fixatieplaat |
Mandibula |
Reconstructieve heelkunde na een fractuur |
Depressieve stoornis |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
Freeman (2014)29 |
Metallische fixatie- |
Sinus maxillaris en ramus mandibulae bilateraal |
Reconstructieve heelkunde voor temporomandibulaire disfunctie |
Depressieve stoornis |
Lichte hoofdpijn |
Minimale verbetering van de stemming |
Francois (2014)30 |
Titanium- |
Maxilla, os frontale en os zygomaticum links |
Reconstructieve heelkunde na hoofdtrauma |
Bipolaire stoornis type 1: depressieve episode |
Lichte hoofdpijn |
Significante verbetering van de stemming. |
Quinn (2014)31 |
DBS-elektrode |
Nucleus ventralis intermedius van de thalamus, links |
Essentiële tremor |
Bipolaire stoornis type 1: depressieve episode met katatonie |
Geen |
Volledig herstel |
Vila-Rodriguez (2014)32 |
DBS-elektrode |
Globus pallidus, bilateraal |
Dystonie |
Depressieve stoornis met psychotische kenmerken |
Geen |
Significante verbetering van de stemming en remissie van de psychose |
Erickson (2015)33 |
DBS- elektrode |
Nucleus subthalamicus, bilateraal |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis met psychotische kenmerken |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
Shiwaku (2015)34 |
Titanium- gaas |
Rechter hemicranium |
Reconstructieve heelkunde na meningeoomresectie |
Depressieve stoornis |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
Cunningham (2016)35 |
DBS- elektrode |
Nucleus subthalamicus, bilateraal |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis met comorbide angststoornis |
Lichte geheugen- problemen (transiënt) |
Volledig herstel |
Rosenthal (2016)36 |
DBS- elektrode |
Ventrale capsula interna/ventraal striatum (VC/VS) |
OCS |
Depressieve stoornis met comorbide OCS |
Geen |
Significante verbetering van de stemming en van de obsessieve-compulsieve symptomen |
Dashtipour (2016)37 |
DBS- elektrode |
Nucleus subthalamicus, bilateraal |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis met psychotische kenmerken |
Geen |
Significante verbetering van de stemming, remissie van de psychose |
Pinard (2016)38 |
DBS- elektrode |
Niet vermeld |
‘Bewegings- |
Depressieve stoornis |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
Tham (2017)39 |
DBS- elektrode |
Area subcallosa gyrus cinguli, bilateraal |
Depressieve |
Depressieve stoornis |
Cognitieve achteruitgang |
Transiënte, minimale verbetering van de stemming |
Williams (2017)40 |
DBS- elektrode |
1. Globus pallidus interna links 2. Nucleus subthalamicus, rechts 3. Nucleus subthalamicus, bilateraal |
Ziekte van |
1. Depressieve stoornis met psychotische kenmerken 2. Depressieve stoornis met psychotische kenmerken 3. Depressieve stoornis met comorbide OCS |
Geen |
1. Volledig herstel 2. Volledig herstel 3. Volledig herstel van de depressieve stoornis en verbetering van de obsessieve-compulsieve symptomen |
Yeap (2018)41 |
Metallisch implantaat |
Orbita en maxilla rechts |
Reconstructieve heelkunde na een fractuur |
Depressieve stoornis |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
Kozian (2019)42 |
Titanium- schedel- plaat |
Frontobasale osteosynthese |
Reconstructieve heelkunde na hoofdtrauma wegens tentamen suicidii |
Therapieresistente positieve symptomen bij schizofrenie |
Geen |
‘Verbetering van de toestand’ |
Peroski (2019)12 |
DBS- elektrode |
Nucleus subthalamicus, bilateraal |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis met psychotische kenmerken |
Geen |
Volledig herstel van de depressieve stoornis, remissie van de psychotische symptomen |
Volkaerts (2020)43 |
DBS- elektrode |
Nucleus subthalamicus, bilateraal |
Ziekte van Parkinson |
Depressieve stoornis met psychotische kenmerken |
Geen |
Significante verbetering van de stemming, remissie van de psychotische symptomen en verbetering van de motore symptomen van de ziekte van Parkinson |
Tan (2021)44 |
Platina-implantaat |
Subtarsaal, links |
Permanente zwakte van de M. orbicularis oculi, secundair aan het syndroom van Ramsay-Hunt |
Bipolaire stoornis, gemengde episode |
Geen |
Significante verbetering van de stemming |
OCS: obsessieve-compulsieve stoornis; ECT: elektroconvulsietherapie
Psychiatrische uitkomsten
In 35 casussen (95%) werd na de ECT-behandeling een positieve psychiatrische uitkomst gerapporteerd: in 14 casussen (38%) wordt melding gemaakt van een volledig herstel, 17 casussen (46%) vermelden een significante verbetering van het psychiatrisch ziektebeeld en in 2 casussen was er een minimale verbetering van de stemming. In een enkele casus wordt enkel een verbetering van de toestand gerapporteerd zonder extra detail. In de casussen met een negatieve psychiatrische uitkomst betrof het eenmaal persistentie van de psychotische toestand van de patiënt en eenmaal een voorbijgaande, minimale verbetering van de stemming.
Voorzorgsmaatregelen
Verschillende auteurs raden ter preventie van complicaties voorzorgsmaatregelen aan. Twee onderzoeksgroepen raden aan de ECT-elektroden zo ver mogelijk van de metallische implantaten te plaatsen.8, 10
Bij elke casus beslisten de auteurs op individuele basis over de gebruikte ECT-modaliteit, de locatie van de elektroden en eventuele bijkomende voorzorgsmaatregelen.
conclusie
Op basis van de beschikbare literatuur is er geen aanwijzing dat ECT bij patiënten met metallische schedelimplantaten van diverse oorsprong onveilig is, ondanks de mogelijke theoretische bezwaren. ECT kan in deze context een doeltreffende psychiatrische behandelingsoptie zijn, mits men de voor- en nadelen zorgvuldig afweegt. Terughoudendheid tegenover het gebruik van ECT bij deze patiënten is bij correcte indicatiestelling niet gerechtvaardigd en de behandelend psychiater kan ECT dan ook op individuele basis overwegen.
De meerwaarde van dit artikel is dat we alle literatuur over het gebruik van ECT bij patiënten met metallische schedelimplantaten van diverse oorsprong bundelden. Een beperking van dit literatuuroverzicht is het relatief geringe aantal casussen. Bovendien is het mogelijk dat negatieve uitkomsten zoals hersenschade te wijten aan het gebruik van ECT bij deze patiënten in het geheel niet gerapporteerd worden, waardoor een vertekend beeld van veiligheid ontstaat. In toekomstig onderzoek zou men op prospectieve basis een groter aantal casussen kunnen verzamelen en bespreken om met grotere zekerheid conclusies te trekken. Tot slot is het noodzakelijk dat men over vergelijkbare casussen blijft publiceren, ter uitbreiding van de kennis over het veilig gebruik van ECT bij deze populatie.
literatuur
1 Espinoza RT, Kellner CH. Electroconvulsive therapy. N Engl J Med 2022; 386: 667-72.
2 Jorge RE, Starkstein SE. Pathophysiologic aspects of major depression following traumatic brain injury. J Head Trauma Rehabil 2005; 20: 475-87.
3 Kant R, Coffey CE, Bogyi AM. Safety and efficacy of ECT in patients with head injury: A case series. J Neuropsychiatry Clin Neurosci 1999; 11: 32-7.
4 Hill CS, Luoma AM, Wilson SR, Kitchen N. Titanium cranioplasty and the prediction of complications. Br J Neurosurg 2012; 26: 832-7.
5 Kolaya E, Firestein BL. Deep brain stimulation: Challenges at the tissue-electrode interface and current solutions. Biotechnol Prog 2021; 37: e3179.
6 Reijnders JS, Ehrt U, Weber WE, e.a. A systematic review of prevalence studies of depression in parkinson’s disease. Mov Disord 2008; 23: 183-9.
7 Stern RA, Riley DO, Daneshvar DH, Nowinski CJ, Cantu RC, McKee AC. Long-term consequences of repetitive brain trauma: Chronic traumatic encephalopathy. PM R 2011; 3: S460-7.
8 Mortier P, Sienaert P, Bouckaert F. Is electroconvulsive therapy safe in the presence of an intracranial metallic object?: Case report and review of the literature. J ECT 2013; 29: 231-8.
9 Medtronic. Indications, safety, and warnings: Deep brain stimulation therapy. 2022. https://www.medtronic.com/us-en/healthcare-professionals/therapies-procedures/neurological/deep-brain-stimulation/indications-safety-warnings.html
10 Amanullah S, Delva N, McRae H, e.a. Electroconvulsive therapy in patients with skull defects or metallic implants: A review of the literature and case report. Prim Care Companion CNS Disord 2012; 14.
11 Gahr M, Connemann BJ, Freudenmann RW, e.a. Safety of electroconvulsive therapy in the presence of cranial metallic objects. J ECT 2014; 30: 62-8.
12 Peroski MS, Chu MM, Doddi SR, e.a. The safety of electroconvulsive therapy in patients with implanted deep brain stimulators: A review of the literature and case report. J ECT 2019; 35: 84-90.
13 Kooiker JE. [Electroshock therapy for a patient with cranial defect repaired by a tantalum plate]. Bull Menninger Clin 1955; 19: 93-4.
14 Moscarillo FM, Annunziata CM. ECT in a patient with a deep brain-stimulating electrode in place. J ECT 2000; 16: 287-90.
15 Baker M, Turner M. Use of ECT after maxillofacial repair. J ECT 2000; 16: 421-2.
16 Madan S, Anderson K. ECT for a patient with a metallic skull plate. J ECT 2001; 17: 289-91.
17 Chou KL, Hurtig HI, Jaggi JL, e.a. Electroconvulsive therapy for depression in a parkinson’s disease patient with bilateral subthalamic nucleus deep brain stimulators. Parkinsonism Relat Disord 2005; 11: 403-6.
18 Chang VC, Hardesty DE, Ford B. Electroconvulsive therapy for depression in a patient with right-sided VIM DBS. Mov Disord 2007; 22: 211.
19 Bailine S, Kremen N, Kohen I, e.a. Bitemporal electroconvulsive therapy for depression in a Parkinson disease patient with a deep-brain stimulator. J ECT 2008; 24: 171-2.
20 Glezer A, Murray E, Price B, e.a. Effective use of electroconvulsive therapy after craniofacial reconstructive surgery. J ECT 2009; 25: 208-9.
21 Puigdemont D, Portella MJ, Pérez-Egea R, e.a. Depressive relapse after initial response to subcallosal cingulate gyrus-deep brain stimulation in a patient with a treatment-resistant depression: Electroconvulsive therapy as a feasible strategy. Biol Psychiatry 2009; 66: e11-2.
23 Labadie RF, Clark NK, Cobb CM, e.a. Electroconvulsive therapy in a cochlear implant patient. Otol Neurotol 2010; 31: 64-6.
24 Portella MJ, Puigdemont D, Pérez-Egea R. Deep brain stimulation, electroconvulsive therapy, or both? A two case report [abstract p01-84]. Eur Psychiatry 2010; 25.
22 Ling T 3rd, Manepalli J, Grossberg G. Electroconvulsive therapy in the presence of a metallic skull plate after meningioma resection. J ECT 2010; 26: 136-8.
25 Nasr S, Murillo A, Katariwala N, e.a. Case report of electroconvulsive therapy in a patient with Parkinson disease concomitant with deep brain stimulation. J ECT 2011; 27: 89-90.
26 Kaido T, Noda T, Otsuki T, e.a. Titanium alloys as fixation device material for cranioplasty and its safety in electroconvulsive therapy. J ECT 2011; 27: e27-8.
27 Ducharme S, Flaherty AW, Seiner SJ, e.a. Temporary interruption of deep brain stimulation for Parkinson’s disease during outpatient electroconvulsive therapy for major depression: A novel treatment strategy. J Neuropsychiatry Clin Neurosci 2011; 23: 194-7.
28 Kar N, Mannix J, Sichel M, e.a. Electroconvulsive therapy for a patient with metallic internal fixation in mandible. J ECT 2012; 28: e3-4.
29 Freeman GM Jr, Perry MT, Manatt GS, e.a. Electroconvulsive therapy after maxillofacial metallic implants. J ECT 2014; 30: 3-4.
30 Francois D, Snow C, Kotbi N, e.a. Electroconvulsive therapy in the presence of cranial metallic objects. J ECT 2014; 30: e51.
31 Quinn DK, Rees C, Brodsky A, e.a. Catatonia after deep brain stimulation successfully treated with lorazepam and right unilateral electroconvulsive therapy: A case report. J ECT 2014; 30: e13-5.
32 Vila-Rodriguez F, McGirr A, Tham J, Hadjipavlou G, Honey CR. Electroconvulsive therapy in patients with deep brain stimulators. J ECT 2014; 30: e16-8.
33 Erickson JM, Carty J. Safe and effective electroconvulsive therapy using multiple parameters over 5 years in a patient with deep brain stimulator. J ECT 2015; 31: 278-9.
34 Shiwaku H, Masaki H, Yasugi D, e.a. A case of a depressed patient with major titanium cranial base reconstruction successfully treated by ect. Am J Psychiatry 2015; 172: 1024-5.
35 Cunningham MG, Yadollahikhales G, Vitaliano G, e.a. Administration of electroconvulsive therapy for depression associated with deep brain stimulation in a patient with post-traumatic Parkinson’s disease: A case study. BMC Psychiatry 2016; 16: 399.
36 Rosenthal DL, Leibu E, Aloysi AS, e.a. Safety and efficacy of electroconvulsive therapy for depression in the presence of deep brain stimulation in obsessive-compulsive disorder. J Clin Psychiatry 2016; 77: 689-90.
37 Dashtipour K, Pereau M, Trenkle D. Suggested protocol for electroconvulsive therapy for depression in a Parkinson’s disease patient with a de
Authors
Damien Segers, masterstudent geneeskunde,
Universiteit Gent.
Tanguy Segers, arts in opleiding tot specialist,
Universiteit Gent.
Geert De Bruecker, neuropsychiater, hoofdgeneesheer Psychiatrisch Centrum Ariadne, Lede.
Elke Lievens, psychiater, Psychiatrisch Centrum
Ariadne, Lede.
Correspondentie
Damien Segers (Damien.Segers@UGent.be).
Geen strijdige belangen meegedeeld.
Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd
op 22-7-2022.
Citeren
Tijdschr Psychiatr. 2023;65(1):35-39