The impact of high indoor temperatures on cognitive performance within the work setting: a systematic review
Background Workplace guidelines exclusively focus on the impact of high indoor temperatures on physical work. There are no concrete recommendations in this regard concerning mental work.
Aim To investigate to what extent high ambient temperatures can have an impact on cognitive performance within a work setting, which cognitive skills or tasks are impacted, and to what extent the results found can be transposed to the work setting of the psychiatrist.
Method A literature search was conducted using the PubMed, Embase, and Web of Science databases.
Results A total of 17 studies were included. Although results were inconsistent, reaction time and processing speed appeared to be the most sensitive cognitive skills to elevated ambient temperatures. Higher cognitive functions such as logical and abstract reasoning were more resistant. The temperature range for optimal cognitive functioning generally appeared to be between 22°C and 24°C.
Conclusion Temperatures above 24°C can have a negative impact on cognitive performance within a work setting. Given that reaction speed and processing speed are particularly affected, this could possibly have an impact in the work setting of the psychiatrist when making crucial decisions. However, due to the limited ecological validity of the included studies, unequivocal conclusions remain difficult.
Sinds de industriële revolutie is de gemiddelde wereldtemperatuur met ongeveer 1,15 (SD 0,13)°C gestegen.1 In Noordwest-Europa steeg de gemiddelde temperatuur zelfs met 1,5°C.2 Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties heeft verschillende projecties gemaakt, waarbij (als men de industriële revolutie als referentieperiode neemt) aan het einde van de 21ste eeuw de gemiddelde temperatuur op aarde wel tot 4,8°C hoger zou kunnen liggen.3
Gezien deze ontwikkeling zal het in de toekomst voor werkgevers alleen maar uitdagender worden om voor hun werknemers voor een gepaste werkomgeving te zorgen, ook in een kantooromgeving. Een te lage of te hoge omgevingstemperatuur binnenskamers (indoor room temperature) is namelijk, naast een te lage of te hoge luchtvochtigheid (indoor air humidity) en een inadequate ventilatie, herhaaldelijk in verband gebracht met verminderde werkprestaties.4
De Wereldgezondheidsorganisatie beveelt (o.a. voor gezondheidswerkers) binnenskamers een maximale omgevingstemperatuur van 24°C aan om comfortabel te kunnen blijven werken.5 In België is de maximale omgevingstemperatuur op de werkplek wettelijk vastgelegd. Bij lichte fysieke werkbelasting (zoals secretariaatswerk) mag deze maximaal 29°C bedragen, bij zeer zware fysieke werkbelasting (zoals zwaar spitten en graven) is dit al op 18°C begrensd.6 In Nederland is de maximale omgevingstemperatuur voor licht fysiek kantoorwerk vastgelegd op 28°C; voor zeer zwaar werk op 23°C.7 Indien deze waarden overschreden worden, is de werkgever wettelijk verplicht maatregelen te nemen (zoals ervoor zorgen dat er verfrissende dranken worden verstrekt of dat werkroosters of de arbeidsorganisatie worden aangepast).
Deze wettelijk vastgelegde maximale omgevingstemperaturen in het kader van de arbeidsbelasting zijn evenwel vooral gebaseerd op de vastgestelde gevolgen van hitte op de lichamelijke gezondheid. Het gaat hier dus om fysieke arbeidsbelasting. De bestaande systematische literatuurstudies hierover richten zich eveneens voornamelijk op fysieke arbeid.8,9
Er lijken echter geen wettelijk vastgelegde criteria te bestaan voor mentale arbeid of het cognitief functioneren binnen een werksetting. Dit heeft wellicht mede te maken met het gegeven dat in diverse individuele studies de vastgestelde effecten van hoge omgevingstemperaturen en hyperthermie op de uitvoering van taken die gebaseerd zijn op cognitieve (deel)vaardigheden dubbelzinnig lijken, hoewel aangetoond werd dat omgevingstemperaturen ≥ 29,4°C duidelijk een negatief effect hebben op de taakprestatie.4,10
Het vastleggen van begrenzingen voor mentale arbeid is echter evenzeer relevant. De afgelopen decennia is onze westerse economie namelijk grotendeels veranderd van productie van goederen naar meer levering van diensten. Voor veel mensen is hierdoor de aard van het werk van fysieke naar mentale arbeid verschoven. Ook het werk van een psychiater binnen de setting van een ziekenhuis wordt voornamelijk gekenmerkt door mentale arbeid.11 Vaardigheden die als essentieel worden beschouwd voor psychiaters omvatten naast empathische en stressmanagementvaardigheden namelijk ook vaardigheden waarbij (vooral) cognitieve processen een belangrijke rol spelen zoals logisch redeneren, communicatie, probleemoplossend vermogen, beslissingsvermogen en een uitstekend organisatorisch vermogen.12
Het lijkt ons daarom belangrijk om op een systematische wijze te onderzoeken in welke mate hoge omgevingstemperaturen een impact kunnen hebben op mentale arbeid of cognitieve prestaties binnen een werksetting, voor wat voor soort taken of vaardigheden dit geldt, of er op basis van de vastgestelde resultaten een consensus gevonden kan worden omtrent een temperatuurgrens waarboven er duidelijk een negatieve impact te zien is, en in welke mate de gevonden resultaten getransponeerd kunnen worden naar de werksetting van de psychiater.
In dit artikel verstaan we onder omgevingstemperatuur de actuele temperatuur van de binnenlucht in een kantooromgeving (ambient temperature).13 Mentale arbeid of cognitieve prestaties worden gemeten aan de hand van cognitieve taken of (deel)vaardigheden zoals typen, reactiesnelheid en aandacht (zie ook tabel 1 voor een overzicht van de belangrijkste cognitieve vaardigheden).
methode
We voerden een literatuuronderzoek uit (tot februari 2022) naar Engelstalige studies via PubMed, Embase, en Web of Science. Voor de literatuurstudie gebruikten we diverse zoekstrings met combinaties en variaties van indextermen (MESH-termen, waaronder ‘Cognitive Dysfunction‘ en ‘Hot Temperature‘, en EMTREE-termen, waaronder ‘mental function’ en ‘high temperature’) en tekstwoorden (zoals ‘cognition’, ‘problem solving’, ‘attention’, ‘concentration’, ‘high temperature’, en ‘workplace’) (de volledige zoekstrings kunnen opgevraagd worden bij de corresponderende auteur). Aanvullend maakten we gebruik van referenties uit de geselecteerde studies om bijkomende gegevens te verzamelen. Deze studie werd uitgevoerd overeenkomstig de PRISMA-aanbevelingen voor systematische overzichtsstudies (zie figuur 1 voor het stroomdiagram).14
Studies werden geïncludeerd indien: 1. men de impact van verhoogde omgevingstemperatuur op het cognitief functioneren bij deelnemers van 18-65 jaar onderzocht; 2. het cognitief functioneren gemeten werd met een cognitieve taak/test; 3. de testresultaten vergeleken werden met die in een setting met een normale omgevingstemperatuur; 4. het onderzoek werd uitgevoerd in een real life-werksetting of een experimentele setting waarbij men een kantoorruimte nabootste.
Exclusiecriteria waren: dierstudies, studies met deelnemers jonger dan 18 of ouder dan 65 jaar of waarbij er geen sprake was van een cognitieve taak/test, onderzoek waarbij de impact van de omgevingstemperatuur in combinatie met een andere factor (bijv. geluid) werd onderzocht, overzichtsstudies en niet-Engelstalige artikelen.
De geïncludeerde artikelen werden onderworpen aan een kwaliteitsbeoordeling met de checklist voor quasi-experimentele studies (niet-gerandomiseerde experimentele studies) van het Joanna Briggs Institute (JBI).15 Deze vragenlijst, die als geschikt wordt beschouwd voor de kwaliteitsbeoordeling van dit type van studies,16 bestaat uit 9 items waarbij onder andere nagegaan wordt of er een controlegroep is, of er herhaalde metingen van de uitkomstmaat zijn zowel voor als na de blootstelling aan de interventie, en of de uitkomstmaten op een betrouwbare manier werden gemeten. Elke vraag dient beantwoord te worden met ‘ja’, ‘neen’, ‘onduidelijk’, of ‘niet van toepassing’. Kwaliteitsscores tussen 1 en 4 worden beschouwd als laag; scores tussen 5 en 7 als matig. Een kwaliteitsscore van 8 of 9 wordt gezien als hoog.
Tabel 1. Overzicht van de voornaamste cognitieve vaardigheden
Cognitieve vaardigheid |
Definitie |
Aandacht Alertheid Gerichte aandacht Volgehouden aandacht Selectieve aandacht Wisselende aandacht Verdeelde aandacht |
Activeringsniveau (moe of energiek) Vermogen de aandacht te focussen op een stimulus Vermogen aandacht gericht te houden op een stimulus of activiteit gedurende een langere periode Vermogen aandacht te richten op een specifieke stimulus of activiteit in aanwezigheid van andere afleidende stimuli Vermogen aandacht te wisselen tussen twee of meer stimuli Vermogen aandacht tegelijk te richten op verschillende stimuli of activiteiten |
Planning |
Mogelijkheid ‘na te denken over de toekomst’ of mentaal te anticiperen op de juiste manier om een taak uit te voeren of een specifiek doel bereiken |
Reactiesnelheid |
Hoeveelheid tijd die verstrijkt tussen waarneming en reactie |
Verwerkingssnelheid |
Tijd die het voor een persoon duurt om een mentale taak uit te voeren |
Werkgeheugen |
Geheel van processen dat ons in staat stelt om tijdelijke informatie op te slaan en te manipuleren en |
Kortetermijngeheugen |
Geheugenmechanisme dat ons in staat stelt om verwerkte informatie gedurende korte tijd vast te houden, en die ofwel snel vervaagt of verandert in het langetermijngeheugen |
Langetermijngeheugen |
Vermogen informatie minstens een paar dagen of zo lang als tientallen jaren te handhaven |
Perceptie |
Vermogen om de informatie te interpreteren die de zintuigen ontvangen |
Logisch redeneren |
Het zich focussen op een bepaalde taak door stap voor stap door het gedachteproces rond die taak te gaan |
Abstract redeneren |
Het maken van voorstellingen van bepaalde zaken die men niet in de realiteit, als concreet tastbaar object, kan zien, voelen of met andere zintuigen kan waarnemen |
resultaten
Het literatuuronderzoek leverde in totaal 6885 resultaten op. Uiteindelijk werden 17 artikelen geselecteerd (zie figuur 1 en tabel 2). Hoewel de methodologische kwaliteit van de meeste studies behoorlijk was (alle geïncludeerde studies behaalden een totaalscore van minimaal 6/9), bleek het gebrek aan een controlegroep het meest consistente gebrek te zijn (zie tabel 3).
Alle geselecteerde studies hadden een experimentele opzet. Voor een aantal studies baseerde men zich op dezelfde onderzoeksgegevens en deze werden daarom samen in tabel 2 geplaatst.17-21
Tabel 2. Overzicht van studiekenmerken en belangrijkste resultaten van de geïncludeerde studies17-33*
1ste auteur |
Type studie |
Temperaturen |
Cognitieve functies |
Abbasi (2019) |
Experimentele studie |
18°C, 22°C, 26°C, 30°C |
Werkgeheugen (N-Backtest) |
Cui (2013) |
Experimentele studie |
22°C, 24°C, 26°C, 29°C, 32°C |
Typen |
Geng (2017) |
Experimentele studie |
16°C, 18°C, 20°C, 22°C, 24°C, 26°C, 28°C |
aandacht, verwerkingssnelheid, kortetermijngeheugen |
Lan (2008) |
Experimentele studie |
19°C, 24°C, 27°C, 32°C |
perceptie, aandacht, werkgeheugen, leervermogen, reactiesnelheid, redeneren |
Lan (2009), Lan (2010) |
Experimentele studie |
17°C, 21°C, 28°C |
werkgeheugen, aandacht, abstract redeneren, begrijpend lezen, reactiesnelheid |
Lan (2011), Lan (2011), Lan (2014) |
Experimentele studie |
22°C, 30°C |
aandacht, werkgeheugen, typen, reactiesnelheid, logica, tellen (Strooptest) |
Lan (2020) |
Experimentele studie |
23°C, 27°C |
typen, tellen, oriëntatie, logica, werkgeheugen, aandacht (Strooptest, Tsai-Partingtontest) |
Lan (2021) |
Experimentele studie |
24°C, 26°C, 28°C |
typen, tellen, oriëntatie, aandacht, werkgeheugen, logica, reactiesnelheid (Strooptest, Tsai-Partingtontest) |
Maula (2015) |
Experimentele studie |
23°C, 29°C |
aandacht, werkgeheugen, typen, langetermijn- |
Nayak (2018) |
Experimentele studie |
22,2°C, 30°C |
typen, tellen |
Schiavon (2016) |
Experimentele studie |
23°C, 26°C, 29°C |
reactiesnelheid, aandacht, werkgeheugen (Strooptest, N-backtest) |
Syndicus (2018) |
Experimentele studie |
25°C, 30°C |
risicovolle beslissingen nemen (Holt-Laurytest) |
Tanabe (2007) |
Experimentele studie |
25,5°C, 28°C, 33°C |
tellen, typen, reactiesnelheid, oriëntatie |
Tham (2010) |
Experimentele studie |
20°C, 23°C, 26°C |
aandacht, creativiteit en redeneren |
*Bij de vetgedrukte temperaturen werd een negatieve impact gezien. Vetgedrukte cognitieve functies ondervonden een negatief effect van hogere temperaturen, cursief gedrukte een positieve impact. Indien specifieke taken werden gebruikt, worden deze tussen haakjes vermeld.
Figuur 1. PRISMA-flowchart
Opvallend was de grote diversiteit in het onderzoeksprotocol tussen de verschillende studies. Zo varieerde de duur van elke sessie van 15 tot 275 minuten (tijdens deze sessies werden er meestal verschillende momenten van acclimatisatie of pauze ingelast). Ook het aantal verschillende ingestelde omgevingstemperaturen varieerde van 2 tot 7. De laagste gebruikte temperatuur was 16°C, de hoogste 33°C.
In bijna alle studies maakte men gebruik van studenten als proefpersonen, waardoor de gemiddelde leeftijd van de deelnemers vrij vergelijkbaar was (meestal rond 23 jaar, met 19 en 25 jaar als respectievelijk laagste en hoogste gemiddelde leeftijd). Slechts in één studie gebruikte men echte werknemers. De studies hadden steeds kleine steekproeven (variërend van 7 tot 114 deelnemers). De verhouding mannelijke tot vrouwelijke proefpersonen in de diverse studies was ongeveer gelijk, met uitzondering van twee studies met enkel mannelijke deelnemers.
In bijna alle studies ondergingen de deelnemers voor het experiment een training om hen vertrouwd te maken met de neurocognitieve taken. In deze taken bestond er ook veel variatie. Sommige studies waren beperkt tot typische kantoortaken zoals typen of rekenen, in andere gebruikte men eerder gestandaardiseerde tests zoals de Strooptest of de N-Backtest.
Studieresultaten
In de meeste studies vond men een negatieve impact van hoge omgevingstemperaturen voor één of meer cognitieve taken of (deel)vaardigheden. Slechts in één studie vond men geen enkel effect.22
Voor de studies die een negatieve impact van hogere omgevingstemperatuur op cognitieve prestaties aantoonden, liepen de resultaten uiteen voor omgevingstemperaturen tussen 24°C en 26°C (zie tabel 2). Vanaf 27°C werd er evenwel altijd een effect gezien. Het temperatuurbereik voor een optimaal cognitief functioneren leek in het algemeen tussen 22°C en 24°C te liggen.
Slechts in twee studies deed men expliciet onderzoek naar de optimale omgevingstemperatuur voor het verrichten van cognitieve taken in een kantoorruimte.24,25 Bij het eerste onderzoek werd per persoon en per temperatuur de prestatie afgewogen aan een standaardwaarde.24 Deze verkregen waardes werden uitgezet op een grafiek, waarvan het maximum 25,8°C was. Bij het tweede onderzoek werd voor elke deelnemer de verhouding berekend van de productiviteit bij een bepaalde temperatuur ten opzichte van de gemiddelde productiviteit bij alle temperaturen. Hierbij zag men dat de curve stijgt tot 22°C en daarna daalt. De optimale omgevingstemperatuur bij beide studies ligt ver uit elkaar, hetgeen toegeschreven kan worden aan een verschil in studiekarakteristieken (verschillende cognitieve vaardigheden, duur, aantal deelnemers en gekozen temperaturen).
De cognitieve (deel)vaardigheden of taken die het gevoeligst leken te zijn voor verhoogde omgevingstemperaturen waren reactiesnelheid/verwerkingssnelheid 17,18,23,25,28,30,33 en rekenen (waarbij diverse cognitieve deelvaardigheden, waaronder werkgeheugen, werden getest).19-21,27 Voor bepaalde andere cognitieve vaardigheden (zoals aandacht) of taken (zoals typen) waren de resultaten niet consistent. Hogere cognitieve functies zoals logisch en abstract redeneren leken meer bestendig te zijn tegen de negatieve impact van hoge omgevingstemperaturen.
Tabel 3. Scores voor de kwaliteitsbeoordeling van de geïncludeerde studies17-33
1ste auteur |
Score JBI |
Abbasi (2019) |
7/9 |
Cui (2013) |
8/9 |
Geng (2017) |
6/9 |
Lan (2008) |
7/9 |
Lan (2009) |
7/9 |
Lan (2010) |
7/9 |
Lan (2011a) |
6/9 |
Lan (2011b) |
6/9 |
Lan (2014) |
6/9 |
Lan (2020) |
7/9 |
Lan (2021) |
7/9 |
Maula (2015) |
7/9 |
Nayak (2018) |
6/9 |
Schiavon (2016) |
7/9 |
Syndicus (2018) |
7/9 |
Tanabe (2007) |
6/9 |
Tham (2010) |
6/9 |
discussie
Optimale omgevingstemperatuur
De resultaten van onze overzichtsstudie suggereren dat hogere omgevingstemperaturen binnenskamers meestal een negatief effect hebben op één of meer cognitieve (deel)vaardigheden of taken. Dit lijkt het meest consistent te zijn voor reactiesnelheid, verwerkingssnelheid en rekenen. Voor andere cognitieve taken of cognitieve (deel)vaardigheden blijken de resultaten dubbelzinniger te zijn. Hogere cognitieve functies (zoals logisch en abstract redeneren) blijken langer gespaard te blijven.
Zoals we in de inleiding reeds vermeldden, omvatten vaardigheden die als essentieel worden beschouwd voor psychiaters naast empathische en stressmanagementvaardigheden ook vaardigheden waarbij (vooral) cognitieve processen een belangrijke rol spelen zoals logisch redeneren, communicatie, probleemoplossend vermogen, beslissingsvermogen en organisatorisch vermogen.12
Om logisch te kunnen redeneren bijvoorbeeld dient een psychiater over inductieve en deductieve redeneervaardigheden te beschikken. Inductieve redeneervaardigheden stellen psychiaters o.a. in staat om patronen in het gedrag van een patiënt waar te nemen om de mogelijke oorzaak van hun symptomen te bepalen. Dankzij deductieve redeneervaardigheden kunnen ze een hypothetische diagnose stellen op basis van hun medische kennis om deze vervolgens te toetsen aan de hand van de reacties en testresultaten van een patiënt. Psychiaters kunnen probleemoplossende vaardigheden gebruiken om te bepalen welke medicijnen het gunstigst zijn voor een individuele patiënt. Reactie- en verwerkingssnelheid zijn dan weer relevant om sneller beslissingen te kunnen nemen, wat vooral in crisissituaties relevant kan zijn.12
Wanneer we uitgaan van de vaststelling van onze systematische studie dat in de eerste plaats de reactiesnelheid en verwerkingssnelheid erg gevoelig zijn voor verhoogde omgevingstemperaturen zou dit in de werksetting van de psychiater mogelijk een impact kunnen hebben bij het nemen van soms cruciale beslissingen (bijvoorbeeld in crisissituaties). Het stellen van diagnosen of het toetsen van hypothetische diagnosen, waarbij hogere cognitieve functies (zoals logisch redeneren) dan weer relevanter zijn, zou pas bij nog hogere omgevingstemperaturen lacunes beginnen te vertonen.
Verhoogde omgevingstemperaturen kunnen cognitieve prestaties via verschillende mechanismen beïnvloeden: 1. thermisch ongemak leidt de aandacht af; 2. warmte verlaagt de arousal (het activeringsniveau van een individu); 3. verhoogde omgevingstemperaturen (naast andere relevante factoren zoals inadequate ventilatie) vergroten de kans op het voorkomen van gebouwgerelateerde klachten (GGK; sick building syndrome (SBS), een combinatie van aspecifieke gezondheidsklachten zoals hoofdpijn, droge ogen en luchtwegirritatie), wat eveneens leidt tot afleiding en dus tot verdere negatieve effecten op de cognitieve prestaties; 4. hyperthermie veroorzaakt veranderingen in de activiteit van het laterale cerebellum die mogelijk het cognitief functioneren aantasten; 5. recent onderzoek suggereert ook een rol voor de TRPM8-ionkanalen (van transient receptor potential melastatin 8).10,34
Welke omgevingstemperatuur voor mentale arbeid zouden bedrijven en psychiatrische ziekenhuizen moeten nastreven? Volgens onze systematische overzichtsstudie lijkt het temperatuurbereik voor een optimaal cognitief functioneren in het algemeen tussen 22°C en 24°C te liggen. Dit komt overeen met het bereik (18-24°C) dat de Wereldgezondheidsorganisatie voorstelt om comfortabel te kunnen werken (tevens voor beroepen waarbij mentale arbeid centraal staat),5 alsook met de resultaten van een recente systematische overzichtsstudie,4 waarin men stelt dat het optimale bereik voor cognitieve prestaties 22-24°C lijkt te zijn.
Het verband tussen de omgevingstemperatuur binnenskamers en cognitieve prestaties lijkt de curve van een parabool te volgen. Bij omgevingstemperaturen van ≥ 25°C neemt de mentale alertheid neemt af en bij ≥ 30°C is het concentratievermogen verdwenen en wordt een plateaufase bereikt. Hetzelfde geldt in het geval van lage omgevingstemperaturen. Bij 22-24°C zien we dan opnieuw een plateaufase.10,24
Andere relevante factoren
Het is belangrijk op te merken dat naast de actuele kamertemperatuur van de binnenlucht in een kantooromgeving er nog andere mediërende factoren (waarmee in de meeste van de geïncludeerde studies geen rekening werd gehouden) zijn waarmee we rekening moeten houden. De thermische omgeving op de werkvloer wordt behalve door de omgevingstemperatuur namelijk ook bepaald door stralingstemperatuur, relatieve luchtvochtigheid en de snelheid van luchtverplaatsing. Echter, een andere vaak gebruikte parameter in onderzoek, namelijk de gevoelstemperatuur (apparent temperature), waarbij eveneens rekening wordt gehouden met parameters zoals luchtverplaatsing en luchtvochtigheid, blijkt sterk gecorreleerd te zijn met ambient temperature.35
Dit neemt niet weg dat er nog talloze individuele factoren zijn, zoals de motivatie, de algemene mentale en fysieke gezondheidstoestand, de gedragen kledij, en de acclimatisatiegraad, die eveneens een belangrijke mediërende rol kunnen spelen. Wat de acclimatisatiegraad betreft, zijn mensen uit verschillende klimaatregio’s aangepast aan verschillende buitentemperaturen. Dit betekent dat het optimale temperatuurbereik voor een werkomgeving binnenskamers ook afhankelijk zal zijn van de gemiddelde buitentemperatuur in een bepaalde regio.4,23
Sterktes en beperkingen
De ecologische validiteit van de geïncludeerde studies is in bepaalde aspecten nogal twijfelachtig. Hoewel onderzoekers cognitieve taken of (deel)vaardigheden kozen die representatief zijn voor het werk dat in een kantoorruimte wordt uitgevoerd (o.a. typen, rekenen en aandacht) en er ook vaak een daadwerkelijke kantoorruimte werd nagebootst, al dan niet met verschillende proefpersonen in dezelfde ruimte (vergelijkbaar met een gedeelde kantoorruimte zoals bij de meeste bedrijven voorkomt), maakten zij anderzijds bijna altijd gebruik van studenten, wiens leeftijd en leefomstandigheden verschillen in vergelijking met de gemiddelde beroepsbevolking. Dit zou kunnen betekenen dat de door ons beschreven afleidingen naar het werkveld van de psychiater misschien beperkt moeten worden tot de jongere generatie van artsen in opleiding tot psychiater. Ten slotte kan de beperkte tijd die deelnemers doorbrachten in de testruimtes bezwaarlijk gezien worden als een ware weerspiegeling van een meestal 8 uren durende werkdag.
Een andere beperking van dit onderzoek is, zoals reeds aangehaald, de grote diversiteit aan methodologie tussen de verschillende studies. Hierdoor is het moeilijk om onderzoeksresultaten te vergelijken. Er lijkt dus een meer gestandaardiseerd protocol nodig om definitieve conclusies te kunnen trekken.
Het aantal proefpersonen is meestal ook beperkt. Slechts in één studie werd een onderscheid gemaakt tussen de resultaten van mannelijke en vrouwelijke proefpersonen.
Verder moeten we ook vermelden dat van de 17 studies die uiteindelijk aan de inclusiecriteria voldeden er 8 van dezelfde onderzoeksgroep zijn. Sommige van deze artikelen17-21 baseren zich ook op dezelfde onderzoeksgegevens. Om dit overwicht wat te compenseren hebben we deze in dit artikel als één studie behandeld.
Een andere beperking van de meeste onderzoeken is het leereffect, aangezien dezelfde proefpersonen dezelfde taken moeten uitvoeren bij verschillende temperaturen die vaak niet op een gerandomiseerde wijze werden toegediend (en ze zich dus beter kunnen acclimatiseren). Hierdoor is te verwachten dat de deelnemers beter worden in deze taken, wat een vertekend beeld kan geven. In een aantal studies probeerde men dit effect te beperken door de deelnemers op voorhand al een aantal keer de testen te laten uitvoeren,27,30 de volgorde van de temperaturen af te wisselen,28 of door statistische correcties toe te passen.
In toekomstig onderzoek is het dan ook van belang om te zoeken naar proefpersonen die meer representatief zijn voor de gemiddelde werknemer, zoveel mogelijk andere factoren die mogelijk impact hebben uit te sluiten en rekening te houden met het leereffect.
conclusie
Omgevingstemperaturen van meer dan 24°C kunnen een negatieve impact hebben op cognitieve prestaties binnen een werksetting. Aangezien vooral reactiesnelheid en verwerkingssnelheid worden aangetast, zou dit in de werksetting van de psychiater mogelijk een impact kunnen hebben bij het nemen van soms cruciale beslissingen (bijvoorbeeld in crisissituaties). Hogere cognitieve functies lijken langer gespaard te blijven. Gezien de beperkte ecologische validiteit van de geïncludeerde studies blijven eenduidige conclusies evenwel moeilijk. Er is daarom behoefte aan studies die nauwer aansluiten bij de werkelijke arbeidswereld, en in het bijzonder bij die van de psychiater, om een duidelijk inzicht te kunnen krijgen in de impact van hoge omgevingstemperaturen op cognitieve prestaties binnen een werksetting.
literatuur
1 World Meteorological Organization. WMO Provisional State of the Global Climate 2022. https://library.wmo.int/doc_num.php?explnum_id=11359
2 Bertrand C, Journée M, Tricot C. Klimaatrapport 2020: van klimaatinformatie tot klimaatdiensten. Ukkel : Koninklijk Meteorologisch Instituut; 2020.
3 Collins M, Knutti R, Arblaster J. Long-term climate change: projections, commitments and irreversibility. In: Stocker TF, Qin D, Plattner GK, e.a., red. Climate change 2013: the physical science basis. Contribution of working group I to the fifth assessment report of the 4 Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge: Cambridge University Press; 2013.
5 Wolkoff P, Azuma K, Carrer P. Health, work performance, and risk of infection in office-like environments: The role of indoor temperature, air humidity, and ventilation. Int J Hyg Environ Health 2021; 233: 113709.
6 World Health Organization. WHO housing and health guidelines. Genève: WHO; 2018. https://apps.who.int/iris/bitstream/handle/10665/276001/9789241550376-eng.pdf.
7 Belgische Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Rechten van werknemers bij warm weer. Brussel: FOD; 2021. https://werk.belgie.be/nl/themas/welzijn-op-het-werk/omgevingsfactoren-en-fysische-agentia/thermische-omgevingsfactoren-0.
8 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wanneer is het te warm om te werken? Arboportaal. 23 April 2022. https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/warmte/vraag-en-antwoord/wat-is-te-warm#:~:text=In%20de%20zomer%20is%20de,23%20en%2026%CB%9AC.&text=Voor%20intensief%20lichamelijk%20inspannend%20werk,zijn%20dan%2025%CB%9AC.
9 Taylor L, Watkins SL, Marshall H. the impact of different environmental conditions on cognitive function: a review. Front Psychol 2016; 6: 372.
10 Martin K, McLeod E, Piérard J. The impact of environmental stress on cognitive performance: a systematic review. Hum Factors 2019; 61: 1205-46.
11 Wei ET. Improving brain power by applying a cool TRPM8 receptor agonist to the eyelid margin. Med Hypotheses 2020; 142: 109747.
12 Trevisan ER, Castro S. Psychosocial aspects of work in mental health: an integrative review. SMAD, Rev Eletrônica Saúde Mental Álcool Drog 2016; 12: 188-97.
13 Indeed Editorial Team. Skills needed to be a psychiatrist: definition and examples. August 11, 2022. https://www.indeed.com/career-advice/resumes-cover-letters/skills-needed-to-be-psychiatrist.
14 Jeddi Yeganeh A, Reichard G, McCoy AP. Correlation of ambient air temperature and cognitive performance: a systematic review and meta-analysis. Build Environ 2018; 143: 701-16.
15 Page MJ, McKenzie JE, Bossuyt PM. The PRISMA 2020 statement: an updated guideline for reporting systematic reviews. BMJ 2021; 372: n71.
16 Tufanaru C, Munn Z, Aromataris E. Chapter 3: Systematic reviews of effectiveness. In Aromataris E, Munn Z, red. Joanna Briggs Institute Reviewer’s Manual. Adelaide: Joanna Briggs Institute, 2017.
17 Ma LL, Wang YY, Yang ZH. Methodological quality (risk of bias) assessment tools for primary and secondary medical studies: what are they and which is better? Mil Med Res 2020; 7: 7.
18 Lan L, Lian Z. Use of neurobehavioral tests to evaluate the effects of indoor environment quality on productivity. Build Environ 2009; 44: 2208-17.
19 Lan L, Lian Z, Pan L. The effects of air temperature on office workers’ well-being, workload and productivity-evaluated with subjective ratings. Appl Ergon 2010; 42: 29-36.
20 Lan L, Wargocki P, Wyon DP. Effects of thermal discomfort in an office on perceived air quality, SBS symptoms, physiological responses, and human performance. Indoor Air 2011; 21: 376-90.
21 Lan L, Wargocki P, Lian Z. Quantitative measurement of productivity loss due to thermal discomfort. Energy Build 2011; 43: 1057-62.
22 Lan L, Wargocki P, Lian Z. Thermal effects on human performance in office environment measured by integrating task speed and accuracy. Appl Ergon 2014; 45: 490-5.
23 Lan L, Lian Z, Pan L. Neurobehavioral approach for evaluation of office workers’ productivity: The effects of room temperature. Build Environ 2008; 44: 1578-88.
24 Abassi AM, Motamedzade M, Aliabadi M. The impact of indoor air temperature on the executive functions of human brain and the physiological responses of body. Health Promot Perspect 2019; 9: 55-64.
25 Cui W, Gao G, Park JH. Influence of indoor air temperature on human thermal comfort, motivation and performance. Build. Environ. 2013; 68: 144-22.
26 Geng Y, Ji W, Lin B. The impact of thermal environment on occupant IEQ perception and productivity. Build Environ 2017; 121: 158-67.
27 Lan L, Xia L, Hejjo R. Perceived air quality and cognitive performance decrease at moderately raised indoor temperatures even when clothed for comfort. Indoor Air 2020; 30: 841-59.
28 Lan L, Tang J, Wargocki P. Cognitive performance was reduced by higher air temperature even when thermal comfort was maintained over the 24-28 degrees C range. Indoor Air 2021;
32 :e12916.
29 Maula H, Hongisto V, Östman L. The effect of slightly warm temperature on work performance and comfort in open-plan offices - a laboratory study. Indoor Air 2015; 26: 286-97.
30 Nayak T, Zhang T, Mao Z. Prediction of temperature induced office worker’s performance during typing task using EEG Brain Sci 2018; 74.
31 Schiavon S, Yang B, Donner Y. Thermal comfort, perceived air quality, and cognitive performance when personally controlled air movement is used by tropically acclimatized persons. Indoor Air 2016; 27: 690-702.
32 Syndicus M, Wiese BS, van Treeck C. In the heat and noise of the moment: effects on risky decision making. Environ Behav 2018; 50: 3-27.
33 Tanabe S, Nishihara N, Haneda M. Indoor temperature, productivity, and fatigue in office tasks. Hvac&R Research 2007; 13: 623-33.
34 Tham KW, Willem HC. Room air temperature affects occupants’ physiology, perceptions and mental alertness. Build Environ 2010;45: 40-4.
35 Wargocki P, Wyon DP. Ten questions concerning thermal and indoor air quality effects on the performance of office work and schoolwork. Build Environ 2017; 112: 359-66.
36 Liu J, Varghese BM, Hansen A. Is there an association between hot weather and poor mental health outcomes? A systematic review and meta-analysis. Environ Int 2021; 153: 106533.
Authors
Liesbeth Dupont, ten tijde van het schrijven van dit artikel arts in opleiding tot psychiater, KU Leuven; thans: psychiater, CGG Vlaams-Brabant Oost.
Filip Bouckaert, psychiater, dienst Ouderenpsychiatrie UPC KU Leuven en onderzoeksgroep Psychiatrie, departement Neurowetenschappen, Leuven Brain Institute, KU Leuven.
Johan Detraux, psycholoog en onderzoeker, UPC KU Leuven, onderzoeksgroep Psychiatrie, departement Neurowetenschappen, KU Leuven.
Correspondentie
Liesbeth Dupont (dupont.liesbeth@gmail.com).
Geen strijdige belangen meegedeeld.
Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd
op 8-2-2023.
Citeren
Tijdschr Psychiatr. 2023;65(5):316-322