Dodelijke gekte - over moordenaars met een stoornis
Hoe bepaal je of een (psychiatrische) stoornis een rol speelde bij de moord waar iemand van wordt verdacht? Wanneer ben je nog verantwoordelijk voor wat je doet? En waarom is iemand die een moord pleegt in de beeldvorming zo vaak een doodeng monster? Om dergelijke gedragskundige, juridische en filosofische vraagstukken te onderzoeken bestudeerden schrijver en filosoof Lotje Steins Bisschop en journalist Roselien Herderschee vele strafzaken en brachten zij hun gesprekken met diverse professionals samen in dit boek, met als doel om de blik van de lezer op de ‘moordenaar met een stoornis’ te verruimen.
In deel 1 over ‘de grenzen van krankzinnigheid’, oftewel de vraag wanneer we een fatale daad moeten zien als een gevolg van een stoornis, wordt de lezer geïnspireerd door pro Justitia-rapporteurs die inzichtelijk maken wat hen drijft om ‘moordenaars’ te willen onderzoeken. Deel 2 heeft een juridische inslag, daar rechters, openbaar aanklagers en advocaten zich buigen over het onderscheid tussen een moord/misdrijf en een dodelijk ongeluk. Ook voor psychiaters en pro Justitia-rapporteurs is het interessant om in dit deel van het boek meer te leren over de juridische kijk op de zaak. Deel 3 voegt een filosofisch sausje toe met een beschouwing over het verantwoordelijkheidsbegrip en deel 4 tot slot brengt de rol van beeldvorming ten tonele.
De schrijfwijze en opzet van het boek maken dat het boek boeit van begin tot eind en dat het zeer toegankelijk is. De auteurs hebben het lef vragen te formuleren die de maatschappij bezighouden, om die vervolgens vanuit verschillende optieken te belichten en ook weer te nuanceren met overwegingen van deskundigen. De woordkeuze met termen als ‘krankzinnigheid’ en ‘de gestoorde moordenaar’ vormt een punt van aandacht. Een cliëntvertrouwenspersoon van een forensisch psychiatrische kliniek merkt in het laatste hoofdstuk mijns inziens terecht op dat iemand niet zijn delict is (net zoals iemand met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis niet een ‘borderliner’ is).
Een enkele keer mist een heldere toelichting van een cijfer. Zo wordt aangegeven dat 3,5% van de 120 mensen die in Nederland per jaar om het leven komen door moord of doodslag wordt geduid als ‘abnormaal’, oftewel de groep daders met een psychische stoornis. Als je kijkt naar de bronvermelding1 achterin het boek blijkt de 3,5% te slaan op de groep waarbij er geen nauwe relatie tussen dader en slachtoffer was en waarbij het motief nauw verwant was met de psychische stoornis van de dader. Deze toelichting had wat mij betreft in het hoofdstuk zelf mogen staan, om een vertekend beeld te voorkomen.
Alles bij elkaar genomen slagen Steins Bisschop en Herderschee er goed in om ‘het gezicht van de moordenaar met een stoornis reliëf te geven’. De meerwaarde van dit boek ligt vooral in het gegeven dat de zienswijzen van diverse bevlogen deskundigen samenkomen in één boek. Het is knap hoe de auteurs de theorie verbinden met de praktijk door het gebruik van talloze voorbeelden uit strafzaken. De filosofische beschouwing, maar ook hoe wij onze kijk op de moordenaar met een stoornis laten beïnvloeden door de beeldvorming tot slot, zet de lezer ook na het dichtslaan van het boek nog tot denken aan: want onze eigen blik is misschien wel het meest plooibaar.
literatuur
1 Aarten P, Schönberger H, Liem M. 25 jaar moord in Nederland. Tijdschrift voor Criminologie 2019; 61: 260-70.
Louise Smallenburg, (kinder- en jeugd)psychiater, Den Haag