Do doctors speak a different language? The case of 'patient' without an article
Background In medical speech and writing, the article before ‘patient’ is often omitted, while this would be ungrammatical in Standard Dutch.
Aim To investigate how and when the article is omitted in medical Dutch.
Method An online questionnaire was distributed among individuals with a medical background.
Results 85 respondents participated in this study. The participants showed a strong preference to omit the definite article (‘the’) befor the word ‘patient’ and related words. This phenomenon seemed independent of the function of the word in the sentence, or of the sentence construction. However, the indefinite article (‘a’) was not omitted in the same situations.
Conclusion Doctors speak a different language, namely a variety of Standard Dutch in which the omission of the definite article befor ‘patient’ is preferred. We conclude that this phenomenon can be explained by recognizing ‘patient’ as a substitute for the name of the patient.
Er wordt vaak gekscherend gezegd dat artsen ‘een andere taal spreken’, vanwege de enorme hoeveelheid jargon die ze gebruiken. Wij beargumenteren dat dit inderdaad zo is, of beter gezegd dat artsen een variatie op het Standaardnederlands gebruiken, namelijk in het gebruik van het bepaald lidwoord. In medisch spreken en schrijven wordt het bepaald lidwoord bij voorkeur weggelaten voor het woord patiënt (‘patiënt’), zoals in het volgende voorbeeld:
‘Patiënt werd opgenomen met een depressie.’
Dezelfde zin zou in het Standaardnederlands grammaticaal onjuist zijn, daar zou je spreken van ‘de patiënt’ die werd opgenomen. Om na te gaan welke taalkundige verklaring er is voor dit fenomeen, hebben we in dit informele verkennende onderzoek een vragenlijst verspreid onder artsen en medisch studenten, waarin we onderzoeken hoe geaccepteerd het is om het lidwoord weg te laten in verschillende contexten. Hierbij is belangrijk om op te merken dat de taalwetenschap taal onderzoekt zonder te oordelen en zonder voor te schrijven hoe men zou moeten spreken of schrijven. Daarnaast vergelijken we in de discussie het weglaten van het lidwoord in het medisch Nederlands, met andere situaties waarin dit in het Nederlands gebruikelijk is. Het weglaten van lidwoorden is bijvoorbeeld terug te vinden in speciale registers (i.e. aan een bepaalde situatie gebonden taalgebruik) zoals spreektaal, telegramstijl, dagboekstijl, krantenkoppen en afasie.1
methode
Om inzicht te krijgen in het gebruik van het lidwoord door medici, hielden we een online-enquête onder in totaal 85 artsen en studenten geneeskunde die aangaven Nederlands als moedertaal te hebben.
De vragenlijst bestond uit twee delen: een voorkeurstaak en een acceptabiliteitsbeoordelingstaak. Vragen werden gerandomiseerd binnen elk onderdeel om de invloed van volgorde uit te sluiten. In het voorkeursgedeelte vroegen we aan de deelnemers welke van de gepresenteerde opties ze het liefst zouden gebruiken. Hierbij hadden ze steeds twee of drie opties van vrijwel identieke zinnen (zinsparen), waaronder ten minste een variant met en een variant zonder lidwoord.
Het tweede deel was een beoordelingstaak waarbij deelnemers het niveau van acceptabiliteit in een medische context beoordeelden op een 5-puntslikertschaal. De scores varieerden van 1 ‘zeer ongewoon’ tot 5 ‘zeer vaak’. In totaal werden 34 zinsparen voorgelegd aan alle participanten.
resultaten
In totaal namen 85 mensen deel aan het onderzoek. Het merendeel was vrouw, met een gemiddelde leeftijd van 29 (zie tabel 1).
Voorkeurstaak
Uit de voorkeurstaak bleek dat de overgrote meerderheid van de participanten het bepaald lidwoord (‘de’) bij voorkeur wegliet voor ‘patiënt’ (zie figuur 1). Hierbij varieerde de voorkeur voor weglaten van 73% tot 94%, afhankelijk van de specifieke zin. Het lidwoord voor ‘arts’ daarentegen werd juist bij voorkeur niet weggelaten (99%). Ook het onbepaalde lidwoord (‘een’) werd bij grote voorkeur niet weggelaten (98%). De antwoorden waren verdeeld wanneer het ging over het weglaten van het bepaalde lidwoord voor familieleden van patiënten (zie zinnen 8-10 van figuur 1).
Tabel 1. Demografische kenmerken van de participanten (n = 85)
Mannelijk geslacht, n (%) |
18 (21) |
Leeftijd in jaren (SD) |
28,9 (5,74) |
Reeds afgestudeerd, n (% van totaal) |
72 (85) |
Aantal jaar sinds afstuderen, gemiddelde (SD) |
3 (2,33) |
Huidige positie, n (%) |
|
Arts in opleiding tot specialist (aios) |
28 (39) |
Arts niet in opleiding tot specialist (anios) |
20 (28) |
Huisarts |
2 (3) |
Promovendus in de geneeskunde |
12 (17) |
Medisch specialist |
3 (4) |
Anders |
7 (10) |
Acceptabiliteitstaak
Uit de acceptabiliteitstaak bleek dat het in de meeste zinsconstructies gebruikelijk was om het bepaalde lidwoord ‘de’ weg te laten voor ‘patiënt’, zie tabel 2. De scores leken onafhankelijk van de functie (bijv. lijdend voorwerp) van ‘patiënt’ in de zin (zie zinnen a-d). Ook het weglaten van het bepaald lidwoord voor het woord ‘cliënt’ leek heel gebruikelijk (score: 3,92). Het was ongebruikelijk om het onbepaalde lidwoord ‘een’ weg te laten voor ‘patiënt’ (acceptabiliteitsscore: 2,04; zin f). Voor de interpretatie van zinnen g-m: zie de discussie.
discussie
Dit onderzoek laat zien dat medici een grote voorkeur hebben voor het weglaten van het definiete (bepaalde) lidwoord voor patiënt, terwijl dat in Standaardnederlands ongrammaticaal zou zijn. Deze voorkeur is het sterkst voor het woord ‘patiënt’ en voor patiëntachtige woorden zoals ‘cliënt’, maar het weglaten van het definiete lidwoord is ook mogelijk voor mensen met wie de patiënt een relatie heeft (bijv. zoon van patiënt). Het onbepaalde lidwoord (‘een’) wordt daarentegen niet weggelaten. De grammaticale functie van ‘patiënt’ in de zin (bijv. onderwerp of lijdend voorwerp) en ook het type zin (bijv. actief of passief) lijken niet uit te maken; patiënt komt bij voorkeur zonder lidwoord in het medisch Nederlands. Naar ons weten is er internationaal gezien niet eerder onderzoek gedaan naar het weglaten van het lidwoord door medici, danwel naar taalvariatie in het taalgebruik van medici (behalve naar excessief jargongebruik).
Om te begrijpen hoe het kan dat medici een lidwoord weglaten terwijl die constructie niet grammaticaal is in hun moedertaal, vergelijken we hierna andere situaties waarin het lidwoord weggelaten wordt in het Standaardnederlands; namelijk krantenkoppen, afasie, familielid-naamwoorden en namen. Daarna reflecteren we kort op de beperkingen van dit onderzoek.
Figuur 1. Percentage deelnemers met een voorkeur voor de zinsvariant met of zonder lidwoord in een medische context*
Er werd steeds de keuze gegeven tussen de zin met of zonder het onderstreepte lidwoord.
*Bij dit zinspaar was ook nog de optie ‘De ouders van de patiënte zijn overleden’, hier kozen slechts 2 participanten voor.
Krantenkoppen
Lidwoorden worden vaak weggelaten in krantenkoppen om ruimte te besparen en de verwerkingssnelheid per informatie-eenheid te maximaliseren.2 Hoewel het lidwoord om economische redenen weggelaten wordt, zijn er wel grammaticale beperkingen bij het weglaten. Een van de beperkingen is dat het niet grammaticaal is om een lidwoord weg te laten als het voorgaande zinsdeel wél een lidwoord heeft (regel van Stowell).3 Vergelijk bijvoorbeeld de volgende zinnen (de met * gemarkeerde zin is ongrammaticaal):
1 a. Man verft hond.
b. Man verft de hond.
c. *De man verft hond.
Als we de constructies in de krantenkoppen vergelijken met de medische lidwoordweglating, zie je dat de regel van Stowell hier niet opgaat. Alle constructies in (2) zijn namelijk acceptabel in het medisch Nederlands (zin 2b is het minst gebruikelijk), terwijl zin 2c ongrammaticaal zou zijn in een krantenkop.
2 a. Zoon vertelde dat patiënte is gevallen toen ze bukte om de post op te rapen.
b. Zoon vertelde dat de patiënte is gevallen toen ze bukte om de post op te rapen.
c. De zoon vertelde dat patiënte is gevallen toen ze bukte om de post op te rapen.
Agrammatische spraak bij broca-afasie
Het is bekend dat patiënten met afasie van Broca lidwoorden vaker weglaten dan sprekers zonder deze taalstoornis.4 De grammatica van zulke patiënten lijkt intact, want ze laten lidwoorden niet altijd weg, en de context waarin weglating het vaakst voorkomt, stemt overeen met de normale grammatica: aan het begin van de zin. Daar is weglating in normale spraak immers gewoner dan in het midden van de zin (zie de zinnen in 3; De Roo4 (p. 58). Zinnen zoals B en C in tabel 2 laten zien dat lidwoordweglating in medisch Nederlands daarentegen even gemakkelijk midden in de zin optreedt. Een ander verschil met medisch Nederlands is dat patiënten met afasie van Broca ook onbepaalde lidwoorden weglaten (zin 4; De Roo4 p. 77). De Roo4 schrijft het weglaten van lidwoorden door patiënten met broca-afasie toe aan
problemen met de taalverwerking.
3 a. Heb jij nog familie?
b. (Een) nichtje in Marokko heb ik nog.
c. Ik heb nog *(een) nichtje in Marokko.
4 ‘t Is beroerte.
Tabel 2. Acceptatiescores* op een 5-puntslikertschaal (n = 85)
Zin |
Gemiddelde (SD) |
|
A |
Patiënt is in het ziekenhuis opgenomen. |
4,58 (0,730) |
B |
De ambulance heeft patiënt naar het AMC gebracht. |
4,08 (1,177) |
C |
Hierdoor is besloten bij patiënt te starten met ceftriaxon. |
4,44 (0,969) |
D |
Aan de echtgenote van patiënt werd gevraagd om de nacht in het ziekenhuis door te brengen. |
4,11 (1,047) |
E |
Cliënt komt met zijn moeder om te spreken over zijn wilsverklaring. |
3,92 (1,274) |
F |
Het betreft vitale patiënte van 90 jaar. |
2,04 (1,340) |
G |
Patiënt, kom je zo? |
1,18 (0,621) |
H |
Psychiatrisch patiënt is zo aan de beurt. |
1,91 (1,119) |
I |
Morgen is tweede patiënt aan de beurt voor zijn operatie. |
1,36 (0,652) |
J |
Patiënt Jansen is vanochtend overleden. |
4,12 (1,295) |
K |
Patiënt met tibiafractuur wordt morgen ontslagen. |
3,00 (1,464) |
L |
Vanochtend heb ik patiënt twee geopereerd. |
2,80 (1,413) |
M |
Patiënt twee van gisteren mag morgen naar huis. |
2,64 (1,438) |
*Antwoorden op de vraag ‘hoe gebruikelijk is deze zin in een medische context’, variërend van 1 ‘zeer ongebruikelijk’ tot 5 ’zeer gebruikelijk’.
Familielid-naamwoorden
Taalwetenschappelijk wordt beargumenteerd dat zelfstandige naamwoorden voor familieleden (bijv. ‘vader’) zich grammaticaal gedragen alsof ze wel een definiet lidwoord hebben (‘de’).5 Ook wordt in veel talen het definiete lidwoord weggelaten als er een bezittelijk voornaamwoord voor het woord staat (zo is ‘de mijn boek’ ongrammaticaal). Het idee is dat ‘mijn’ al ‘de’ impliceert, dus ‘de’ kun je weglaten. Vervolgens kan je ook ‘mijn’ weglaten als je het hebt over vader, omdat die constructie zo vaak gebruikt wordt dat de bezittelijke variant wordt geïmpliceerd.5 Een voorbeeld hiervan is ‘vader is in het ziekenhuis opgenomen’; dat kan alleen betekenen ‘mijn/onze vader is in het ziekenhuis opgenomen’. Hoewel er duidelijke overeenkomsten zijn, is een belangrijk verschil met familielid-naamwoorden, dat ‘patiënt’ niet als aanspreekvorm gebruikt wordt; je kunt het niet gebruiken om iemand mee te roepen. Hoewel ‘Vader, kom je zo?’ een heel normale zin is, is ‘Patiënt, kom je zo?’ zeer ongebruikelijk (score: 1,18).
Namen
Namen zijn zelfstandige naamwoorden met een bepaald (definiet) karakter die standaard zonder lidwoord worden gebruikt. Grammaticaal gelden enkele regels voor namen: 1. je kunt ze niet nummeren met een rangtelwoord (‘Derde Bas loopt naar school’ is ongrammaticaal), 2. als je dan toch nummert, liever na de naam dan voor de naam (‘Bas drie loopt naar school’), 3. bijvoeglijke naamwoorden voor de naam zijn ongebruikelijk (‘Aardige Bas loopt naar school’) en 4. als je iets wil zeggen over de naam, dan liever na de naam (‘Bas, die aardig is, loopt naar school’).
Als we dezelfde analyse toepassen op patiënt zie je dat ‘patiënt’ zich ook niet laat nummeren door een rangtelwoord (‘Morgen is tweede patiënt aan de beurt voor zijn operatie’; score: 1,36), en dat als je dan toch nummert, nummeren na ‘patiënt’ de voorkeur heeft (‘Patiënt twee van gisteren mag morgen naar huis’; score: 2,64 of ‘Vanochtend heb ik patiënt twee geopereerd’; score: 2,80). Bijvoeglijke naamwoorden voor ‘patiënt’ zijn ongebruikelijk (‘Psychiatrisch patiënt is zo aan de beurt’; score: 1,91), terwijl specificaties na patiënt gebruikelijker zijn (‘Patiënt Jansen is vanochtend overleden’; score: 4,12 of ‘Patiënt met tibiafractuur wordt morgen ontslagen’; score: 3,00).
In een column in Medisch Contact werd geopperd dat het weglaten van het lidwoord in medisch Nederlands gedaan wordt om een zekere objectiviteit te weerspiegelen.6 De auteur trekt een parallel met rechtbankverslagen, waarin voor het woord ‘verdachte’ ook consequent het lidwoord wordt weggelaten. Hoewel we in dit onderzoek niet hebben gekeken naar rechtbankverslagen, zou het kunnen dat ook daar de term ‘verdachte’ als naam gebruikt wordt, zeker aangezien rechtbankverslagen anoniem zijn en de naam dus niet gebruikt mag worden.
Beperkingen
Dit onderzoek betreft een informele peiling van medici in het sociale netwerk van de eerste auteur, en is daardoor geen representatieve doorsnede van alle artsen in het Nederlandse taalgebied. Ook is er een oververtegenwoordiging van vrouwen, wat vaak het geval is bij onlineonderzoek. Ten slotte waren alle deelnemers woonachtig in Nederland, daarom kunnen we helaas geen conclusies trekken over de generaliseerbaarheid naar dit verschijnsel in Vlaanderen.
conclusie
We concluderen dat het weglaten van het bepaald lidwoord in het medisch Nederlands grammaticaal het meest overeenkomt met het ontbreken van het bepaald lidwoord bij het gebruik van namen. De taalkundige analyse is dat het woord ‘patiënt’ zonder lidwoord gebruikt wordt als substituut voor de naam van de patiënt. Artsen spreken dus wel degelijk een andere taal, een variant die enigszins verschilt van de standaardtaal.
literatuur
1 Avrutin S. Weak syntax. In: Grodzinsky Y, Amunts K, red. Broca’s region. Oxford: Oxford University Press; 2006. p. 49-62.
2 De Lange J, Vasic N, Avrutin S. Reading between the (head)lines: A processing account of article omissions in newspaper headlines and child speech. Lingua 2009; 119: 1523-40.
3 Stowell T. Words lost and syntax found in Headlinese: the hidden structure of abbreviated English in headlines, instructions and diaries. Toronto: York University; 1999.
4 de Roo E. Agrammatic grammar. Functional categories in agrammatic speech. Amsterdam: Netherlands Graduate School of Linguistics; 1999.
5 Haspelmath M. Explaining article-possessor complementarity: economic motivation in noun phrase syntax. Language (Baltim) 1999; 75: 227-43.
6 Leijten F. Inzagerecht vereist ander taalgebruik met patiënt. Medisch Contact 2022. https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/inzagerecht-vereist-ander-taalgebruik-met-patient.htm.
Authors
Janna de Boer, arts in opleiding tot psychiater, UMC Utrecht, en promovendus, UMC Groningen.
Sjef Barbiers, hoogleraar Nederlandse taalkunde, Universiteit Leiden.
Correspondentie
Janna de Boer (j.n.deboer-18@umcutrecht.nl).
Geen strijdige belangen meegedeeld.
Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd
op 14-9-2022.
Citeren
Tijdschr Psychiatr. 2023;65(3):167-170