Gedaanten van de waanzin. Van schaamteloze razernij naar onbegrepen belevingswereld
Wie de psychiatrie en de waanzin wil begrijpen, moet geïnteresseerd zijn in geschiedenis: cultuurgeschiedenis, historie van het vak (als medische discipline), die van het gedrag van mensen met psychische stoornissen en de manier waarop omstanders (het volk) dit hebben geïnterpreteerd en daarnaar hebben gehandeld. De geschiedenis is een bijna onontwarbare kluwen van gebeurtenissen, beïnvloedingen, interpretaties en vaak vruchteloze pogingen om de waanzin te begrijpen. Voor de historicus heel lastig daar een boek over te schrijven. Rob van den Bosch, emeritus hoogleraar Psychiatrie, is deze uitdaging aangegaan. Een moedige poging en voor een groot deel ook geslaagd.
De complexe geschiedenis van de waanzin leverde een boek op dat ook voor de lezer een zware bevalling is. De 13 hoofdstukken, zonder tussenkopjes, witregels, inleidingen of samenvattingen (en achterin geen register), versterken bij de lezer het gevoel dat de psychiatrie een onophoudelijke beweging is die meevibreert met de tijdgeest, culturele, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen.
De geschiedenis, en mede daardoor dit boek, kun je niet of nauwelijks samenvatten. Er zijn wel enkele trends te ontwaren. De waanzin is een volksdiagnose waar medici (sinds de 18e eeuw ook psychiaters) maar moeilijk vat op kregen (en krijgen). Individualisering en de toegenomen autonomie van het individu speelden echter een belangrijke rol bij de kennisontwikkeling. Dit creëerde aandacht voor de binnenwereld van de waanzinnigen (later: waanzinnige patiënten). De aandacht voor de uiterlijke kenmerken van de waanzin (en de behoefte aan sociale controle) werd verruimd met aandacht voor subjectieve kenmerken. Het leidde tot interesse in psychologie. Tot die tijd overheerste de neiging psychische stoornissen te zien als somatische problemen. Daarbij dicteerde het christelijke denken dat de geest (of de ziel) niet ziek kon zijn of worden.
Een trend was ook de eeuwenlange hegemonie van de Grieks-Romeinse geneeskunde met haar leer over sappen en evenwichten. Vanuit historisch perspectief is er nog maar recent ruimte voor empirische benaderingen die theoretische notities over ziektebeelden completeerden met beschrijvingen van individuele gevallen. De toepassing van natuurwetenschappelijke methoden kwam pas laat op gang. Het vereiste secularisering van de samenleving. Het volk, op de achtergrond stil maar dominant aanwezig, bleef trouw aan traditionele denkbeelden over de waanzin.
Van den Bosch toont hoe de maatschappelijke en culturele context het denken en handelen bepaalt. Zowel de toegenomen aandacht voor interne psychische processen alsook de gevoelde noodzaak om waanzinnige patiënten te ‘elimineren’ uit de publieke ruimte. Dit zien als Grote Opsluiting (Foucault) negeert het humanistische perspectief van vooruitstrevende artsen. Zij bekommerden zich echt om hun patiënten. Zelfs de ‘waanzinnige’ behandelmethoden die in de 19e eeuw werden uitgevonden, moeten we in dat licht zien.
Zijn we nu waar we willen zijn? Loopt de geschiedenis met de komst van neurobiologie en medicatie goed af? Verbeteringen komen, nieuwe uitdagingen doemen op. De waanzin, hoe we die ook conceptualiseren, blijft. Zo ook psychiaters, bij wijle wanhopig zoekend naar oplossingen.
J. van der Stel, senior onderzoeker en lector, Leiden