Unified protocol: Transdiagnostische behandeling van emotionele stoornissen. Therapeutenhandleiding
In dit vlot geschreven en toegankelijk werk benadert Barlow emotionele stoornissen als een spectrumstoornis. Naast angst- en stemmingsstoornissen includeert hij ook aanverwante stoornissen zoals hypochondrie en dissociatie. De kern-
gedachte is hierbij dat al deze stoor-
nissen een cluster vormen onder de noemer ‘affectdysregulatie’, met als neurobiologische basis een overgevoeligheid van de limbische structuren en beperkte inhiberende kwaliteiten van de corticale structuren.
De auteur ontwikkelde een evidence-based behandelprogramma dat geïnspireerd is op een breed scala aan therapeutische modellen en technieken. Dit onderzoeksprogramma toont bij 73% van de deelnemers een respons en bij 60% een verbeterd eindfunctioneren. Het programma focust op motivatie, oefening, aanvaarding en zelfmonitoring, en loopt over een periode van 9 tot 18 weken. De patiënt leert de eigen emoties van nabij bekijken aan de hand van een driecomponentenmodel (gedachte, gevoel en gedrag) en maakt een nauwgezette analyse van emoties en door emoties aangestuurd gedrag (egg). Op deze manier bouwt de patiënt een emotiebewustzijn op en wordt het mentaliseren bevorderd.
Men maakt gebruik van objectieve monitoring door angst- en depressieschalen (oasis-odsis) en progressie-
grafieken. Tevens focust men op de invloed van metacognities en lichaamshouding op de gevoelde emotie. Patiënten maken zich een niet-oordelende houding eigen tegenover hun emotionele respons. Door zich te richten op ademhaling en lichaamssensaties leert de patiënt zich te verankeren in het hier en het nu. De eigen valkuilen in het denken, zoals rampgedachten en vooroordelen, worden in perspectief geplaatst.
Op gedragsniveau tracht men de vermijdingspatronen te doorbreken en is er veel aandacht voor de lichaamsarousal en het leren verdragen van onaangename lichaamsgewaarwordingen. Men moedigt de patiënt aan de negatieve gevoelens te hanteren en eraan voorbij te gaan.
Dit programma omvat een helder en gestructureerd werkboek voor patiënten en een handleiding voor de therapeut. Deze laatste biedt echter volgens mij weinig meerwaarde aangezien de samengebrachte technieken zeer herkenbaar zijn voor therapeuten met enige ervaring. Het programma lijkt me vooral bruikbaar onder welbepaalde condities. Ik denk dan meer specifiek aan patiënten in een meewerkende therapeutische positie, waarbij de overdrachtelijke relatie met de therapeut niet als hefboom gezien wordt om de problematiek in beweging te brengen. Binnen deze context biedt het werkboek een goed overzicht van de gangbare methodes, zowel veranderingsgeoriënteerde als aanvaardende. Het boek biedt veel handige tips, vlot geschreven casuïstiek en een motiverende stijl, die uitnodigt om ermee aan de slag te gaan.
Toch is ook enige kritiek op zijn plaats. Het meester-leerlingdiscours kent in deze uitgave een nogal expliciet karakter. Evidence-based werken wordt hierbij verheven tot een ideologie, waarbij de methodiek op het niveau van de waarheid geplaatst wordt. Ik kan me voorstellen dat sommige patiënten enige moeite kunnen hebben met de wat belerende stijl die gehanteerd wordt.
Bovendien tonen de affectieve neurowetenschappen met pioniers zoals Jaak Panksepp en Allan Schore ons vandaag een andere realiteit. We kunnen de verstoorde emotiehuishouding niet loskoppelen van het hechtingsverhaal en het ontstaan van het zelf. Dit betekent dat de ontregeling maar al te vaak binnen de relatie met de hulpverlener komt te liggen. Vanuit dit eveneens op evidentie gebaseerd verhaal houdt men een pleidooi voor meer context, minder protocol en meer inspelen op het impliciet gevoelde. ‘De enactment’ wordt dan het ankerpunt in het therapeutische hier-en-nu, om de problematiek in beweging te zetten. Dit standpunt beklemtoont het belang van de aspecifieke factoren van de therapeut. Onderzoek toont immers aan dat therapeutspecifieke factoren belangrijker zijn voor de voortgang van de therapie dan de methode zelf. Dit staat in schril contrast met het protocol van Barlow, dat volledig inzet op de methodiek.
K. Plasmans