Identiteit
De mediastorm naar aanleiding van de publicatie van dit boek heeft vermoedelijk – en hopelijk – ook de professionele hulpverlening niet onberoerd gelaten. Zijn commentaar op de neoliberale waanzin is ondertussen gemeengoed geworden. De eerste vraag die ik stel in het kader van deze recensie is: waarin onderscheidt dit boek zich van andere maatschappijkritische studies? De tweede vraag is: wat heeft de psychiater, en ruimer, de professionele hulpverlener, aan Identiteit ?
Wat de eerste vraag betreft, toont het boek hoe de psychoanalyse zich kan laten inspireren door de sociologie en omgekeerd. Indachtig het vers van Rimbaud ‘ Je est un Autre ’ (‘Ik is een Ander’) maakt de auteur duidelijk hoe identiteit intrinsiek verweven is met de ander en dus de maatschappij. Verandering van de maatschappelijke context zal ook de inhoud van onze identiteit sterk beïnvloeden. Wanneer Verhaeghe aan het einde van zijn boek ‘remedies’ aanreikt, dan vloeit logisch het adagium ‘de maatschappij, dit is wij’ eruit voort. Niet de ander moet de schuld gegeven worden, niet de ander moet veranderen, wij zijn aan zet.
Zijn pleidooi dat een gemeenschap niet zonder hiërarchie kan, zich inspirerend op het werk van de etholoog Frans de Waal, maakt een ander belangrijk verschil met veel sociologische analyses. Het structurele gebrek eraan toont zich o.a. in de toenemende regelgeving vanuit een anonieme centrale macht.
Wat de tweede vraag betreft: bent u hulpverlener-die-weinig-tijd-heeft, dan dient u één hoofdstuk gelezen te hebben, namelijk hoofdstuk 7 ‘ De nieuwe stoornissen: Rank en Yank ’. Vlijmscherp wijst hij op de pijnpunten en impasses van de huidige dsm -diagnostiek. Daarenboven doet Verhaeghe een sterk appel op onze eigen verantwoordelijkheid. In het ziektemodel waarop de dsm zich baseert, is daarvoor geen plaats: een mentale ziekte overkomt u zoals een bacterie u infecteert. Het is aan ons als professionals om onze verantwoordelijkheid vooral bij onszelf te onderkennen en aldus ethische keuzes te maken in de diagnosestelling en behandeling van onze patiënten.
Dé rode draad door het boek is het behartigen van een ethische grondhouding zowel individueel als maatschappelijk. Immers, identiteit en waarden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De ethiek – zonder gemoraliseer of paternalisme – opnieuw au fond op de agenda zetten van de geestelijke gezondheidszorg én vooral van het maatschappelijk debat in het algemeen vormt naar mijn mening de belangrijkste troef van dit boek.
M. Calmeyn