Talking to families about mental illness. What clinicians need to know
Psychiatrische stoornissen en context staan op dit moment in de belangstelling. Er is meer aandacht voor families en naastbetrokkenen (Van Meekeren & Baars 2011). De schrijver noemt zichzelf een familiepsychiater en toont zich een betrokken vakman die in zijn benadering patiëntenzorg en zorg voor families integreert. Hij beschrijft hoe de psychiatrische symptomen leiden tot stress bij de familieleden en dat deze stress weer kan leiden tot toename van psychiatrische symptomen en afname van participatie in de behandeling.
Het eerste hoofdstuk behandelt de cruciale elementen die nodig zijn bij het voeren van gesprekken met families: wees mindful en durf afgestemd gevoelens en emoties te tonen, wees zelfbewust, competent, direct en duidelijk. Goede uitleg van terminologie en het expliciteren van de reden van de vragen en uitleg zijn van belang. Het nemen van verantwoordelijkheid voor oordeel en acties is een wezenlijk aspect. Belangrijke tip: begin geen belangrijke discussies aan het einde van het gesprek.
In hoofdstuk 2 wordt benadrukt dat elke familie verschillend is: verschillen tussen families in betrokkenheid, in kennis van problemen wat betreft geestelijke gezondheid en in attitude jegens en verwachtingen van de psychiater en psychiatrische hulpverlening. Vervolgens is er aandacht voor de praktijk van de gespreksvoering met verschillende familieleden. Hierin wordt ingegaan op ouders, oudere kinderen, adolescenten, partners, vrienden en significante anderen.
In hoofdstuk vier is er aandacht voor de diagnose en prognose. De waarom- en de schuldvraag komen aan de orde. Vragen over de invloed van drugs en ‘foute’ relaties worden vaak door families gesteld. Tevens komen vragen over de toekomst aan de orde: behandelbaarheid, kan het beter worden, kan er een normaal leven volgen, kan iemand zelfstandig leven, moet de medicatie levenslang gebruikt worden, school afmaken, het hebben van een partnerrelatie, krijgen van kinderen en risico van suïcide.
Er volgt een hoofdstuk over psychiatrische symptomen. Het maken van het onderscheid tussen ziekte en persoon wordt als een essentiële interventie gezien in het werken met families. Hij stelt dat stigmatisering in eerste instantie vooral in de familie plaatsvindt bijvoorbeeld door ontkenning. Galynker schrijft een mooi hoofdstuk over hoe er gesproken kan worden met families over suïcidaliteit en over hoe om te gaan met noodsituaties. Op een heldere wijze wordt er aandacht besteed aan families die zich alleen maar zorgen maken, maar ook aan families die bagatelliseren en ontkennen.
De schrijver gaat verder in op enkele veelvoorkomende psychiatrische stoornissen. Hierbij besteedt hij aandacht aan allerlei kenmerken van schizofrenie, maar ook aan belangrijke fenomenen in het contact met de familieleden: isolatie, hygiëne en sociale vaardigheden. In Nederland is wat betreft dit hoofdstuk een basiswerk verschenen (Van Peperstrate e.a. 2010). In het hoofdstuk over bipolaire stoornissen laat de auteur zien dat hij een expert is op dit gebied. Hij streeft ernaar om familieleden te betrekken in de vroegsignalering. De overige hoofdstukken over psychiatrische stoornissen zijn wat summier en mager.
Het boek sluit af met een deel over thema’s in het gewone leven. Hierin worden stressmanagement, school, werk en carrière en gezinsplanning (partnerrelatie, huwelijk, kinderen) besproken. Hierin ligt vooral de kracht van het boek. Het is praktisch en het geeft mooie teksten om met patiënten en hun families in gesprek te geraken over de psychiatrische stoornis van een van de familieleden. Galynker toont zich vooral een proactieve psychiater: vanuit zijn expertise treedt hij patiënt en familie actief en op een toegankelijke wijze tegemoet.
Jan Baars