De verslavingszorg voorbij
Dit boek is verschenen ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de instelling voor verslavingspsychiatrie Bouman ggz. Zoals vaker bij jubileumboeken is sprake van een minder goed geredigeerde uitgave. Een register ontbreekt en literatuurreferenties zijn relatief schaars. In de inleiding meldt de auteur dat het boek een ‘compilatie’ is van eerder werk van zijn hand, waaronder zijn twee proefschriften. Waarschijnlijk is dit compilatiekarakter verantwoordelijk voor de tamelijk willekeurige indruk die de indeling van de hoofdstukken maakt. Ook zijn er nogal wat doublures, vooral in de historische aspecten.
In een soort sandwichformule bestaan het eerste en laatste hoofdstuk vooral uit interviews met de huidige raad van bestuur. Het eerste hoofdstuk bevat onder meer een overzicht van de ontwikkeling van de Bouman in de laatste tien jaar. Jammer dat ongewild het idee ontstaat dat deze kranige raad van bestuur algemeen in- en extern onbegrip en verzet (zelfs van de eigen raad van toezicht!) moest overwinnen om de broodnodige modernisering voor elkaar te krijgen. In het laatste hoofdstuk speelt dit gelukkig niet.
De enorme kennis van Van der Stel en zijn kritisch vermogen manifesteren zich op een aantal plaatsen. Hoofdstuk 2 bijvoorbeeld bevat een briljante geschiedenis van het drankgebruik en de drankbestrijding, met een uitstapje naar de beheersing van deviant gedrag in zijn algemeenheid,die gebaseerd is op zijn eerste proefschrift. Andere hoogtepunten zijn de besprekingen van de genetica, evidence-based medicine en het biopsychosociale model. Bij expliciet filosofische ambities, zoals in hoofdstuk 9 aangaande de vrije wil, rijst de aloude vraag bij filosofische lectuur: schiet de auteur tekort in zijn denken of schrijven, of de lezer in het snappen?
Uitgangspunt in het boek is de bekende stelling dat verslaving een chronische hersenziekte is met een centrale rol voor craving. Het valt tegen dat deze auteur – gezien zijn kennis en kritische geest – de epidemiologische, sociologische en wetenschapsfilosofische relativeringen van dit standpunt niet bediscussieert en schampert over tegenstanders. Serieuze argumentatie ontbreekt bijvoorbeeld in de bespreking van het werk van de Britse psychiater Dalrymple (pseudoniem van Anthony M. Daniels), die meent dat verslaving aan harddrugs uiting is van een moreel tekort. Helaas wordt hiermee impliciet Dalrymples stelling bevestigd dat verslaafden en verslavingszorginstellingen de handen ineen hebben geslagen om met het ziektemodel de voor beiden profijtelijke status quo te handhaven.
Samenvattend: sommige delen kunt u beter overslaan, grote delen zijn de moeite waard en sommige delen zijn uitstekend. Qua reflectie op kernpunten van verslaving en verslavingszorg is dit boek het beste wat Nederland te bieden heeft en is de opzet derhalve geslaagd.
H. Sigling