Psychotherapy after Brain Injury. Principles and Techniques
De gevolgen van hersenletsel zijn talrijk. De impact ervan op zowel de patiënt, diens gezin/familie en andere direct betrokkenen is groot; dit geldt vooral voor de gedragsproblematiek. De behandeling van deze gevolgen is complex en vraagt uithoudingsvermogen. Pamela Klonoff schrijft in dit zeer complete overzicht over de wijze waarop psychotherapie na hersenletsel kan worden c.q. dient te worden gedaan. Doel van deze psychotherapie is het verhogen bij de patiënt van het besef, de acceptatie en de realiteit van de gevolgen van het hersenletsel. Veel nadruk wordt gelegd op psycho-educatie en coping. Daarbij vraagt zij terecht speciaal aandacht voor de familie en andere direct betrokkenen, omdat begeleiding van hen de patiënt helpt om tot een vernieuwd identiteitsbesef te komen en hoop en betekenis aan zijn leven te geven.
Centraal in haar boek staat het zogeheten collaborative model, waarin de psychotherapeut de verandering faciliteert, gebruikmakend van verschillende theoretische invalshoeken en technieken om in nauwe samenwerking met de betrokkenen tot de genoemde doelen te komen. Klonoff maakt daarbij gebruik van diverse bekende schrijvers en behandelaren op dit gebied: Prigatano, Ben-Yishay, Coetzer en anderen. Het wordt duidelijk dat de psychotherapeut voldoende verstand moet hebben van de werking van de hersenen en de gevolgen van het hersenletsel, met name de wijze waarop het de psychotherapie kan gaan beïnvloeden. Het neurocognitief functioneren en het eventuele (neuro)psychiatrisch toestandsbeeld is een belangrijk uitgangspunt. Klonoff geeft talrijke handreikingen en tabellen om hier op systematische wijze zicht op te krijgen.
Men zou wellicht denken dat het gaat om psychotherapie bij lichte vormen van hersenletsel, maar dat is juist niet zo. De patiëntengroep heeft in elk geval de volgende kenmerken: een score van 3-12 op de Glasgow Coma Scale gehad, langer dan 24 uur bewusteloos geweest, een posttraumatische amnesie van minstens 1 week en afwijkende hersenscans.
Systematisch beschrijft Klonoff vervolgens hoe gewerkt kan worden aan het verhogen van zelfbesef, waarbij het verwerken van het rouwproces belangrijk is. Dit leidt tot een acceptatie van de veranderde identiteit. Klonoff bespreekt dit aan de hand van duidelijke casestudies. Pas dan kan iemand goed werken aan het trainen van vaardigheden voor het dagelijks leven.
In het laatste deel wordt het netwerk besproken: de familie, maar ook de problemen op het gebied van communicatie en sociale vaardigheden. Telkens worden zeer pragmatische tips gegeven om aan dergelijke thema’s te werken. Het maakt dit boek, dat mooi is uitgegeven, tot een vrij compleet overzicht van de diverse psychotherapeutische invalshoeken, doorweven met casuïstiek om toe te lichten hoe men systematisch aan de doelen van de psychotherapie kan werken. Een waardevolle toevoeging van het materiaal dat op dit terrein in de loop der jaren al is verschenen.
J. Wiersma