Handboek Psychodynamiek. Een verdiepende kijk op psychiatrie en psychotherapie
Vijftig jaar geleden was de psychotherapie een wezenlijk onderdeel van de psychiatrie en waren vrijwel alle hoogleraren psychiatrie psychoanalyticus. En nu? De klassieke psychoanalyse wordt niet langer vergoed en geen enkele hoogleraar of A-opleider is psychoanalyticus. Is dit lijvige Handboek psychodynamiek een poging om het verloren terrein terug te winnen?
Uit de inleiding blijkt een ambitieuze doelstelling: men wil de psychoanalytische theorie presenteren als een verdiepende manier van kijken en behandelen die een prominente plaats verdient in psychiatrie en psychotherapie en zowel op het natuurwetenschappelijk als op het geesteswetenschappelijk perspectief is gestoeld. Dan komt de basiskennis aan de orde in deel 1, gevolgd door wetenschappelijke aspecten in deel 2 en het psychodynamisch perspectief op de levensfasen in deel 3. Daarna volgen de verschillende psychodynamische technieken en behandelvormen in deel 4, psychopathologie in deel 5 en ten slotte in deel 6: het psychodynamisch perspectief is overal.
Deel 1 opent met prettig geschreven, beknopte hoofdstukken waarbij het veronderstelde kennisniveau bij de lezer nogal wisselt: sommige hoofdstukken zoals hoofdstuk 9 en 10 over afweer/weerstand en (tegen)overdracht zijn erg basaal, terwijl de hoofdstukken 3 en 4 over de postfreudiaanse ontwikkelingen en het onbewuste veel voorkennis vereisen. We lezen dat Freud allerminst de abstinente figuur was wat het karikatuur van de psychoanalyse wil doen geloven; hij was ‘moraliserend, gekrenkt, woedend, liefdevol, belerend, opvliegend’ (blz. 32) en hij paste de realiteit soms aan aan zijn theorie.
In deel 2 wordt een overzicht gegeven van het wetenschappelijk onderzoek naar psychoanalytische behandelingen, onder andere een meta-analyse over 1053 patiënten. Toch rechtvaardigt dit overzicht mijns inziens niet de uitspraak dat de achterstand wat betreft onderzoek ‘voor een groot deel is ingehaald’ (blz. 169).
Een van de mooiste delen vond ik dat over de levensfasen: baby, latentiekind, puber, adolescent en ouderen. Ik denk dat weinig artsen in opleiding tot psychiater nog bekend zijn met een concept van Fraiberg zoals the ghost in the nursery (blz. 232), de moeilijke ervaringen die ouders uit hun geschiedenis doorgeven.
Bij deel 4, over de verschillende psychodynamische technieken en behandelvormen, kreeg ik de indruk dat er wel veel stempels gedrukt moesten worden met 13 hoofdstukken en 150 bladzijden. In deel 5 miste ik een eenduidig stramien bij het bespreken van de psychiatrische stoornissen. Het hoofdstuk over psychose vond ik een gemiste kans: het is vooral een historisch overzicht van Freud tot Winnicott; niets over het neurobiologisch onderzoek van de laatste decennia en bijvoorbeeld over de vraag of het effectief is om op de inhoud van de wanen in te gaan, of op de rouw bij een patiënt met een psychotische stoornis om het verloren perspectief.
In deel 6 ten slotte wordt gesteld ‘het psychodynamisch perspectief is overal’: in de film, de ethiek, de literatuur, de muziek, in organisaties en de religie, in de fenomenologie en in de hermeneutiek; een wat grote pretentie, maar dit deel is prettig leesbaar.
Het Handboek psychodynamiek is een karwei van formaat door de vier kernredactieleden, die zelf ook een aanzienlijk aantal hoofdstukken geschreven hebben. Het boek biedt een brede visie op de psychodynamische benadering, en in die zin staat er veel wetenswaardigs in, zowel voor jonge als voor ervaren psychiaters. Een uitgebreidere eindredactie had het boek nog kunnen verbeteren: een duidelijker onderscheid tussen basale en verdiepende teksten, het verwijderen van overlappingen en stokpaardjes en een eenduidiger stramien voor de hoofdstukken, met name in het deel over psychiatrische stoornissen.
M.M. Thunnissen