Crisis Resolution and Home Treatment in Mental Health
Dit boek is een aanrader voor een ieder die interesse heeft in spoedeisende en sociale psychiatrie. Het boek gaat over ‘crisis resolution and home treatment teams’, vrij vertaald ‘crisisteams’. Een grote groep auteurs beschrijft hoe deze teams zijn ontstaan, hoe ze werken, wat de evidence is voor de werkzaamheid, over samenwerking tussen deze teams en andere voorzieningen, de problemen die dat oplevert en over de plaats van crisisteams in een regionaal systeem voor geestelijke gezondheidszorg. Als eerste beschrijven de auteurs het ontstaan en de werkwijze. Crisisteams zijn door de Britse National Health Service vanaf de eind jaren negentig in het leven geroepen, evenals assertive outreach(ao)-teams, in Nederland bekend als assertive community treatment(act)-teams. Daarnaast kent men in Engeland teams voor mensen met een vroege psychose en de zogenaamde community
mental health(cmh)-teams. De cmh-teams zijn bedoeld voor het merendeel van de patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen. Crisisteams zijn, net als ao-teams, ontstaan als reactie op de de-institutionalisering. Dit heeft in het Verenigd Koninkrijk veel sterker plaatsgevonden dan in Nederland. Een crisisteam is een multidisciplinair team (ongeveer 12 fte), vooral bestaande uit verpleegkundigen en social workers, aangevuld met artsen en psychiaters. Het team is 24 uur per dag actief en werkt in ploegendiensten. De caseload is ongeveer 5-10 patiënten per fte. Het primaire doel van de crisisteams is om patiënten uit het psychiatrisch ziekenhuis te houden en te halen. Het team functioneert als poortwachter voor iedere opname en gaat actief in het ziekenhuis op zoek naar patiënten die kunnen worden ontslagen. Patiënten die in crisis zijn, worden bij het crisisteam vooral aangemeld door medewerkers van cmh-teams en eventueel door huisartsen, ao-teams, of teams voor patiënten met een vroege psychose. Het crisisteam verricht crisisinterventies in de thuissituatie door meerdere malen per dag multidisciplinaire zorg te bieden. De interventies bestaan uit praktische ondersteuning, medicatie, en familie-interventies. De patiënten worden voor de periode van de crisisinterventie, in het algemeen maximaal 6 weken, tijdelijk overgedragen aan het crisisteam. Daarna gaat de patiënt weer terug naar de oorspronkelijke verwijzer. De auteurs gaan vervolgens in op de evidence voor de werkzaamheid van de crisisteams, vooral wat betreft het verminderen van het aantal opnames en opnamedagen. De onderzoeksresultaten zijn niet eenduidig. Er zijn slechts een paar gerandomiseerde gecontroleerde trials geweest en die lieten een duidelijk effect zien in de vorm van het verminderen van opnames en opnameduur. Geen effecten werden gevonden wat betreft symptomen, functioneren of kwaliteit van leven. Wel vond men dat deze aanpak de belasting voor de familie verminderde en dat patiënten meer tevreden waren met de crisisteams dan met de controlecondities. Een andere studie onderzocht of opnames daalden in regio’s in Engeland waar crisisteams werden opgericht. Hier vond men dat alleen in regio’s waar teams werkten met optimale 24-uursbereikbaarheid het aantal opnames met 20% verminderde
en de opnameduur met 10% werd bekort. Regio’s met teams die deze 7*24 uur bereikbaarheid niet hadden georganiseerd, lieten geen reductie in aantal opnames of opnameduur zien. In alle onderzoeken bleek vooral het aantal vrijwillige opnames te dalen. Gedwongen opnames verminderden niet. Het lijkt erop dat crisissen bij de ernstigste patiënten, die vaak ook onder dwang opgenomen moeten worden in verband met gevaar voor zichzelf of anderen, ook voor deze crisisteams niet thuis op te lossen zijn. De auteurs concluderen dat er nog te weinig onderzoek is gedaan om definitieve conclusies te kunnen trekken over de werkzaamheid van crisisteams. Dit is ook de conclusie van de cochrane review op dit gebied. In de hoofdstukken die volgen, gaan de auteurs in op diverse inhoudelijke aspecten, zoals afstemming tussen crisisteams en verwijzende teams. Dit blijkt een voortdurend punt van aandacht bijvoorbeeld bij taakafbakening, verantwoordelijkheden en het voorkomen van onduidelijkheden voor de patiënt en zijn omgeving. Andere thema’s betreffen risicotaxatie, crisisinterventie, werken met families, met patiënten die vaak in crisis komen, crisisteams en ouderen, behandeltrouw, dwang en drang en transculturele aspecten.
Ten slotte zijn er drie hoofdstukken over het ontwikkelen van een regionaal systeem voor geestelijke gezondheidszorg waarin de rol van de crisisteams staat beschreven in relatie tot andere voorzieningen zoals acute dagbehandeling, crisiscentra en opnameklinieken. Ook beschrijft men hoe een crisisteam kan worden opgericht en getraind. Het boek is zeer de moeite waard omdat het zowel de theoretische en wetenschappelijke achtergronden belicht van deze crisisteams, als ook de praktische werkwijze en problemen en oplossingen in de uitvoering. Het is de vraag of dit soort teams ook een plaats verdienen in andere ggz-systemen zoals in Nederland. Daarover staat weinig in dit boek. Maar het zou zeker interessant zijn om dit verder te onderzoeken. Dit boek geeft daartoe een prima aanzet.
N. Mulder