NeuroAnalysis. Bridging the gap between Neuroscience, Psychoanalysis and Psychiatry
Na een korte inleiding waarin psychoanalytische basisconcepten worden verduidelijkt, volgt een hoofdstuk over neurowetenschappelijke principes dat moeilijk leesbaar is voor de psychiater die zich niet regelmatig bijschoolt in de neurowetenschappen. We krijgen een indruk van de hiërarchische opbouw van de hersenen als een complex systeem van onderling verbonden modulaire eenheden. Bewuste ervaring, gevoelens en stemming zijn eigenschappen die uit deze organisatie opduiken. De integratieve theorie van Baars waarnaar de auteur verwijst, biedt een aparte benadering van het bewustzijn die onze hedendaagse psychoanalytische opvattingen aanvult: het bewuste heeft interne consistentie, het onbewuste niet. Ook legt de auteur een verband met de theorie van Tononi en Edelman over de relatie tussen bewustzijn en hersenorganisatie. Verder gaat hij in op de inductie van synaptische plasticiteit, modellen van neurale netwerken, optimisation, chaostheorie en nonlineariteit van neurale systemen. De eerste hoofdstukken zijn interessant. Vanaf het vierde hoofdstuk gaat de auteur uit de bocht wanneer hij twee ver van elkaar liggende conceptuele gebieden wil overbruggen. Zijn ambitie is het oorspronkelijke project van Freud te vervolmaken door neurowetenschappelijke evidenties aan te brengen die psychoanalytische intuïties zullen valideren. Zijn visie op de werking van psychotherapie wordt nodeloos ingewikkeld en levert niets bruikbaars op voor de praktijk. Een voorbeeld: wanneer de therapeut op een nieuwe manier reageert, worden via hebbiaanse mechanismen van plasticiteit attractorsystemen gecreëerd die bijkomende interne representaties tot stand brengen. In het vijfde hoofdstuk wil hij de huidige psychiatrische diagnostiek herformuleren. Schizofrenie wordt een stoornis van de connectiviteit, gekenmerkt door oscillaties tussen overconnectiviteit en disconnectiviteit, depressie zou optreden bij niet-optimaal zijn (deoptimisation) van interne representaties. Peled presenteert dan zijn 'hersenprofiel' waarbij de dsm-diagnostiek in verband wordt gebracht met zijn neurowetenschappelijke classificatie, die ik hier onvertaald weergeef: (1) neural complexity disorders, (2) neuronal resilience insufficiency, (3) context sensitivity processing decline. Hij wil het descriptieve classificatiesysteem vervangen door een pathogenetisch systeem dat neurowetenschappelijk gefundeerd is. In het laatste hoofdstuk bespreekt hij enkele klinische gevallen ter illustratie van zijn hersenprofiel. De voorgestelde behandelingen zijn futuristisch: stimuleren van synaptogenese, computertechnologie betreffende virtuele realiteit, transmagnetische stimulatie en elektrodeplaatsing ter hoogte van de hersenen. Dit boek bemoeilijkt de noodzakelijke interdisciplinaire dialoog tussen psychiatrie, psychoanalyse en neurowetenschappen en de auteur maakt zijn grootse ambities niet waar.
M. Hebbrecht