Developmental Cognitive Behavioral Therapy with Adults
Janet Zarb beschrijft in dit boek een vorm van cognitieve gedragstherapie waarbij de nadruk ligt op verstoorde ontwikkelingsprocessen. In het volwassen leven worden we voor een aantal psychosociale taken gesteld die voor sommige cliënten niet haalbaar blijken, bijvoorbeeld het vinden en behouden van een baan. Daarbij zouden ervaringen in het verleden een rol kunnen spelen. In het eerste hoofdstuk introduceert Zarb de ontwikkelingscognitieve gedragstherapiemethode, waarbij men bestaande theorieën en technieken in de cognitieve gedragstherapie combineert met theorieën uit de ontwikkelingspsychologie. Het gezin van herkomst speelt in deze methode een belangrijke rol. Soms is de psychosociale ontwikkeling door inadequate interactiepatronen in het gezin van herkomst verstoord geraakt. In het tweede hoofdstuk bespreekt de auteur vragenlijsten om de problemen in kaart te brengen. Men kijkt naar ouder-kindrelaties in het verleden, disfunctionele gedragspatronen en cognitieve en emotionele patronen, tevredenheid met bereikte mijlpalen et cetera. In het derde hoofdstuk komen interventiestrategieën aan bod. Nadat de therapeut in kaart heeft gebracht welke processen in de ontwikkeling niet goed zijn verlopen, bijvoorbeeld het aanleren van sociale vaardigheden, stelt deze een cognitieve casusconceptualisatie en een behandelplan op. De nadruk ligt aan de ene kant op een oplossingsgerichte benadering en aan de andere kant op het veranderen van aangeleerde niet-effectieve manieren om met problemen om te gaan. Hoofdstuk 4, 5 en 6 gaan over verstoorde ontwikkelingsprocessen die invloed hebben op respectievelijk het vermogen te werken, sociale relaties te hebben en een intieme relatie aan te gaan en een gezin te stichten. Het boek is een praktische handleiding voor clinici in de ggz. De eclectisch werkende cognitieve gedragstherapeut zal waarschijnlijk zinvolle aanvullende technieken uit het boek kunnen halen. De auteur geeft vele casusvoorbeelden, waardoor de methode meer gaat leven. Deze fictieve cliënten worden meestal snel van hun problemen verlost met het inzicht dat ze hun oude manier van omgaan ermee moeten vervangen door een nieuwe manier en een oplossingsgerichte benadering. De schemagerichte cognitieve therapie van Young gaat ook over in de jeugd ontstane, weliswaar ernstigere, problemen, te weten as ii-problematiek. Deze problematiek vraagt om langdurige, intensieve therapie. Ik concludeer dat het boek van Zarb een zinvolle aanvulling is op het bestaande arsenaal van cognitieve gedragstherapie technieken en theorieën. Vooral cliënten die telkens tegen dezelfde problemen aanlopen door bijvoorbeeld een nietproductieve interactiestijl, terwijl er geen sprake is van ernstige as ii-problematiek, zouden met (elementen uit) deze methode gebaat kunnen zijn.
D.H. Nieman