Wie is er nu gek? Over kronkels in de therapeutische relatie
Hoe beïnvloeden recente ontwikkelingen in de psychiatrie onze praktijk? Hoe beïnvloeden ze onze relatie met patiënten? Dit is de thematiek die Roelofs aansnijdt en haar verdict is meestal niet mals. Roelofs weet wat er gaande is. Eerder al publiceerde ze o.a. Niet storen, waarin ze de schaduwzijden van de hulpverlening belichtte. In dit boek gaat het vooral over wat er zoal kan mislopen in de therapeutische relatie onder invloed van zowel persoonlijke thema's als maatschappelijke ontwikkelingen. Dit alles wordt geïllustreerd met cartoons die Roelofs zelf tekende. In het eerste deel belicht Roelofs de gevaren van wat ze betitelt als een 'schrale diagnostiek', een diagnostiek die louter gebaseerd is op objectiverende instrumenten en rigide behandelschema's volgens a priori vastgelegde diagnose-behandelcombinaties. Al te vaak worden hierdoor de echte noden van de patiënt niet gehoord. Comorbiditeit is immers eerder regel dan uitzondering, waardoor een behandeling van de 'primaire' aandoening meestal weinig zoden aan de dijk zet. Vooral ook omdat de hulpvraag van patiënten vaak pas na een tijdje duidelijk wordt. Roelofs pleit in deze context - terecht - voor een bredere aandacht voor het hele levensverhaal van de patiënt. Het tweede deel is gewijd aan overdracht en tegenoverdracht en de vele valkuilen hierbij, gaande van aantrekkings-afstotingscycli tot het gebruik van patiënten voor narcistische en seksuele doeleinden. Het moet gezegd dat sommige voorbeelden hierbij wat simplistisch aandoen. Welke therapeut laat zich bijvoorbeeld tot dramatisch grensoverschrijdend gedrag verleiden door een patiënte met een ernstige traumageschiedenis? De klinische realiteit leert echter dat dit toch al te vaak gebeurt en het is daarom goed dat Roelofs de vinger op de wonde legt. Er is en blijft veel te weinig aandacht in opleiding voor deze basale relationele dynamieken en hoe ermee om te gaan. Het derde deel is wat positiever. Roelofs focust hier vooral op de creativiteit en veerkracht van patiënten, hierin voornamelijk gevoed door haar ervaringen in een Riagg in Amsterdam na de Bijlmerramp. Evenzeer verwijst ze naar de veerkracht van kunstenaars en overlevenden van de holocaust. Ze wijst er terecht op dat mensen in uitzonderlijke situaties vaak een enorm groeipotentieel vertonen, waarvan we als therapeut nog veel kunnen leren. Samengevat: dit is een boek dat tot nadenken aanzet en een goed tegenwicht biedt in deze tijden van geprotocolleerde behandelingen. Dat neemt niet weg dat sommige zaken wat te zwart-wit worden voorgesteld, waardoor het boek een deel van zijn overtuigingskracht verliest
P. Luyten