Eigenzinnig kunstzinnig. De visie van Carl Gustav Jung op kunst
Het lijkt erop dat Jung zich heeft kunnen manifesteren dankzij een niet aflatend verzet tegen zijn 'vader', Freud, de stichter van de psychoanalyse. Bij herhaling komt deze oedipale positie in Eigenzinnig kunstzinnig aan de orde. Beide rivalen hebben zich beziggehouden met de psychische wereld van kunstenaars. Jung laat de creatieve gebeurtenis wortelen in het collectief onbewuste met als drijvende kracht de libido, die in brede zin als oerkracht wordt opgevat, anders dan bij Freud, die deze kracht beperkte tot de infantiele seksualiteit; althans, zo wordt het in dit boek voorgesteld. In zijn studies over Jensens Gradiva en over Leonardo da Vinci blijkt Freud ambivalent te zijn over de oorsprong van kunstwerken. Allereerst beweert hij dat de psychoanalyse niet in staat is creativiteit te verklaren. Vervolgens laat hij weten dat een kunstwerk zowel voortkomt uit instinctieve - agressieve en seksuele - impulsen, als uit het proces van sublimatie (Storr 1972). Jung heeft zich intensief beziggehouden met kunst, zowel theoretisch als praktisch. Zijn opvattingen hierover kan ik als volgt samenvatten. Kunst is de manifestatie van archetypen die een zinvolle coïncidentie van psychische en niet-psychische fenomenen herbergt en waar het principe van oorzaak en gevolg, tijd en ruimte geen rol spelen. Het kunstwerk staat los van het persoonlijke; het is het product van een autonome complexiteit. In deze positiebepaling ten aanzien van kunst klinken vele jungiaanse begrippen door die ik hier niet hoef uit te leggen omdat we ongeveer wel weten wat daarmee wordt bedoeld. Eén aspect is in deze positionering weliswaar impliciet aanwezig, maar dient hier expliciet vermeld te worden: kunst heeft haar wortels in (collectief) onbewuste archetypen. Dat kunst te maken heeft met onbewuste mechanismen wil ik graag beamen, maar dit koppelen aan synchroniciteit en een participation mystique, is voor mij een weg die ik niet zou willen inslaan. Voor mij blijft contingentie contingentie bij het ontstaan van een kunstwerk. De geniale intuïtie en het esthetisch vermogen van de kunstenaar zorgen ervoor dat wij zijn werk kunnen waarderen. De interpretatie die wij het kunstwerk verlenen, is in mijn ogen niet hetzelfde als de intrinsieke verbanden die Jung bij het ontstaan van het kunstwerk meent te zien. De kunstenaar weet via de participation mystique te laveren tussen de ontbindende werking van de buitenwereld en het verlies van het contact ermee. Abstrahering beschermt tegen de ontbindende werking van de buitenwereld; inleving tegen de ontbinding van de subjectieve binnenwereld. Wanneer een heersende cultuur zich eenzijdig ontwikkelt, verschijnt een groot kunstwerk dat tracht een psychisch evenwicht te herstellen. De kunstenaar vervult daarbij een belangrijke mediërende rol. Hij of zij pikt daarbij het symbool op dat wordt voortgebracht door het collectief onbewuste. Deze symbolen worden gevoed door archetypen, dat wil zeggen, miljoenen jaren oude biologische trajecten die de psyche structureren, aldus Jung. Tjeu van den Berk heeft een helder boek geschreven over een duistere auteur, ook waar het Jungs opvattingen over kunst en het ontstaan ervan betreft.
J.A.M. de Kroon