Stress, het lijf, en het brein. Ziekten op de grens tussen psyche en soma
De mens is een slordige stapeling van modules die ergens in zijn evolutionaire geschiedenis een adaptieve functie hebben gehad. We zijn volgestopt met mechanismen en regelsystemen die doorlopend in de gaten houden hoe de zaak op orde te houden bij wisselende omstandigheden. Op celniveau zijn de marges strikt: kleine veranderingen in hun milieu leiden tot onmiddellijke correcties. Op orgaanniveau zijn de toegestane schommelingen wat groter en op niveau van het hele organisme oscilleren duizenden onderling gerelateerde regelsystemen om aanpassing aan omstandigheden te bewerkstelligen. De bedreigingen van het organisme kunnen worden samengevat met het woord 'stress'. Op het microniveau van de cel gaat het om 'oxidatieve stress' en op macroniveau om 'sociale stress'. Stress is geen modebegrip, maar een alomvattend biologisch principe. Wat heeft dit te maken met het boek dat ik wil bespreken? Het begrip 'stress' wordt daarin centraal gesteld voor het begrijpen van medisch onverklaarde klachten, ook wel 'functionele klachten' genoemd en vroeger 'psychosomatische klachten'. Verondersteld werd en wordt dat het bij deze klachten gaat om effecten van psychologische factoren zoals persoonlijkheid, angst en stress op het lichaam. In dit boek wordt dit vruchteloze dualisme radicaal aan de kant gezet: het is een kwestie van taalgebruik wat wij psyche en wat soma noemen en de beïnvloeding is wederzijds. De mens kan verkeren in toestanden die wij met psychologische termen aanduiden: angst, vermoeidheid, pijn et cetera, maar uiteindelijk hebben deze toestanden een fysiologisch substraat. Medisch onverklaarde klachten kunnen zodoende beschouwd worden als ontregelingen van (stress)fysiologische regelsystemen. Het zijn deze ontregelingen die kunnen leiden tot (zelfs hevige) klachten zonder dat er aantoonbare perifere pathologische afwijkingen waarneembaar zijn. Ofwel: een motor kan slecht lopen doordat de ontsteking of de kleppen slecht zijn afgesteld, maar bij het uit elkaar halen van de motor blijken er geen kapotte onderdelen te zijn. Het 'ik kan niets vinden' van de dokter is dan ook een antwoord van beperkte relevantie voor de klachten, behalve voor het uitsluiten van orgaanaandoeningen. De keuze van dit functionele en materiële gezichtspunt leidt ook tot meer inzicht in het waarom van de samenhang van symptomen. Wij weten onderhand wel dat medisch onverklaarde klachten sterk comorbide zijn met angst, depressie, stress en traumatische jeugdervaringen, en dat pijn en vermoeidheid vaak samengaan, maar waarom dat eigenlijk zo is, vragen weinigen zich af. In het hoofdstuk 'Stress, emoties en pijn' zet Lukas van Oudenhove helder uiteen wat de fysiologische redenen zijn dat deze zaken zo vaak tezamen optreden. Dit werkt hij verder specifiek uit in zijn hoofdstuk over buikklachten. De rol van depressie bij hart- en vaatziekten, alsmede de fysiologische factoren om het effect te verklaren worden beschreven door Joris VandenBerghe. De mogelijke rol van een ontregeling van het hypofyse-bijniersysteem bij het chronischevermoeidheidssyndroom wordt behandeld door Filip van den Eede. Een wat ondankbare taak: de rol is na 20 jaar onderzoek nog steeds duister: een mogelijke hpa-ashypofunctie? Een beetje jammer is dat bij deze onderwerpen de rol van het immuunsysteem als causale factor onderbelicht blijft en slechts even wordt aangestipt. De rol van cytokinen en de wederzijdse communicatie van brein en immuunsysteem via de N. vagus staat de laatste tijd erg in de belangstelling en lijkt een goede basis te gaan vormen voor het verklaren van samengaan van symptomen zoals pijn, stress en vermoeidheid. Zoals gezegd: stress is het centrale concept van het boek. De basale begrippen van de neurobiologie van stress worden helder uiteengezet door Stephan Claes. Een nuttige basis voor een begrip van de erna volgende hoofdstukken. Boudewijn van Houdenhove zet de empirische evidentie op een rijtje voor de rol van vroege levenservaringen voor latere stressgevoeligheid en daardoor voor latere gevoeligheid voor het ontstaan van stressgerelateerde klachten. Ook hier een goede neurobiologische fundering van de beweringen. Bea van den Bergh laat zien dat wij al kwetsbaar zijn vóór onze geboorte. Weinig aan te doen voor onszelf, maar wetenschappelijk wel goed om te weten. Opvallend is dat in veel hoofdstukken gerefereerd wordt aan relevant dieronderzoek. Dit illustreert eens te meer dat het in dit boek gaat over basale biologische mechanismen en niet over typisch menselijke en door psychologen bedachte fenomenen. Stress, adaptaties en ontsporing van aanpassingen zijn universele principes in de natuur. Al met al biedt dit boek een goed overzicht van de recente ontwikkelingen in het onderzoek naar medisch onverklaarde klachten vanuit een variëteit van disciplines. Het is een must voor nieuwsgierige psychologen en medici die de oude denkkaders die dit gebied nog beheersen eens willen bijstellen. Het is opvallend up-to-date. Ik lees zelden boeken en lees vrijwel uitsluitend recente artikelen omdat boekeninformatie altijd al wat gepolijst en gedateerd is. Dat was hier niet het geval. Een stimulerende synthese. Nu snel een Engelse vertaling: het zou zonde zijn als alleen Nederlandstaligen dit uitstekende stuk werk onder ogen krijgen.
L. Van Doornen