Scènes uit een ontmoeting. De relatie tussen mens en psychiatrische diagnose
Dit is een veel-stemmig boek in de verschillende betekenissen van het woord. De auteur, klinisch psychologe en systeemtherapeute, werkt aan een proefschrift over de wijze waarop mensen met hun psychiatrische diagnose(s) omgaan. Dit boek is er als het ware een voorproef van. Het brengt het relaas van de ontmoeting tussen Jasmina, de auteur als onderzoekster, en één van haar onderzoeksparticipanten met als pseudoniem Amos. Het verhaal is caleidoscopisch: er is geen dominante verteller die het verhaal brengt, wel spreekt iedere 'belanghebbende' vanuit zijn eigen perspectief. En er zijn veel belanghebbenden: naast Jasmina en Amos ook diensthoofden van verschillende behandelafdelingen. Maar eveneens spreken: het psychiatrisch ziekenhuis, de dsm, de Wet op de gedwongen opname, het boek zelf, enzovoort. Door de subjectivering van instanties krijgen deze eveneens een persoonlijke stem. Op die wijze 'spreekt' dit boek de lezer extra aan. Maar dé stem is die van Amos zelf, die in de epiloog zijn eigen denkwereld uitschrijft. Dit is geen postmodern boek in de verschillende betekenissen van het woord. Door de opzet van het boek (de veelstemmigheid) en door de verklaringen van de schrijfster zou men dit wel kunnen denken: '(…) slechts één mogelijke presentatie, één mogelijke creatie van een mogelijke werkelijkheid (…)' staat er geschreven (p. 188). Immers, het reflecteert, impliciet en expliciet, over het 'Allzumenschliches'. De hoofdmoot vormt natuurlijk de kernvraag van dit boek en het proefschrift in wording: wat doet een psychisch lijdende mens met zijn of haar diagnose? Maar vooral, wat doet een diagnose met een psychisch lijdende mens? Hiermee verbonden is er de opvatting over normaliteit en psychische aandoeningen. Is er een gradueel of categoriaal verschil tussen beide? Is een psychische ziekte iets dat een bepaalde mens 'heeft'? Of toont ze de breuklijnen van het verstoorde bestaan van die bepaalde mens áls mens? Uiteindelijk zijn dat fundamentele vragen die niet zonder klinisch belang zijn. Want zoals men denkt over mensen, zo gaat men met hen om. Dit concretiseert zich in het kernwoord van de titel van het boek: 'ontmoeting'. Het is mijns inziens ook het sleutelwoord om constructief te kunnen denken over de interactie tussen diagnose en de persoon in kwestie. Daar gebeurt het 'grote' verhaal, in de betekenis van zoeken naar waarheid. Dit boek is dus een diepmenselijk relaas in de verschillende betekenissen van het woord.
M. Calmeyn