Trauma and Psychosis. New Directions for Theory and Therapy
Een review van 40 onderzoeken van opgenomen vrouwelijke psychiatrische patiënten en van steekproeven van grotendeels psychotische niet-opgenomen vrouwelijke psychiatrische patiënten (n = 2.396) gaf aan dat 50% van hen een geschiedenis van seksueel misbruik in de kindertijd rapporteerde en 48% een geschiedenis van lichamelijke mishandeling in de kindertijd. De meerderheid (69%) had of het één, of het ander ondergaan. Voor mannelijke patiënten lagen alleen de cijfers voor seksueel misbruik lager; 60% van hen had het één of het ander ondergaan (Read e.a. 2004). Dit soort informatie komt op tal van plaatsen in het onderhavige boek aan bod. Dat veel psychotische patiënten in hun kindertijd mishandeld zijn, is een belangrijk gegeven dat in de psychiatrie maar al te vaak over het hoofd wordt gezien bij intake, diagnostiek en behandeling. Een van de aanbevelingen is dan ook dat clinici wél vragen naar een mogelijke traumavoorgeschiedenis (een van de hoofdstukken geeft hiervoor concrete richtlijnen). Als hiervan sprake is, blijkt het vaak mogelijk om een verband te zien tussen de traumatische ervaringen en de huidige klachten. De psychotische symptomen liggen dan doorgaans in het verlengde van een posttraumatische stressstoornis (ptss), waaraan deze patiënten eveneens lijden. Net als bij de behandeling van patiënten met een eenvoudige ptss, kan alleen al psycho-educatie over de posttraumatische aard van de klachten leiden tot een significante reductie van de hevige angst waaraan deze patiënten doorgaans ook lijden. Een aantal hoofdstukken over cognitieve gedragstherapie bij deze problematiek illustreert de effectiviteit van deze aanpak. Ook als de traumatische herinneringen niet geïntegreerd ('verwerkt') worden, blijkt een dergelijke behandeling die gericht is op stabilisatie en symptoomreductie een opvallende mate van vooruitgang tot gevolg te hebben. Een onderdeel hiervan is het anders leren omgaan met het stemmen horen - stemmen die zich doorgaans zeer laatdunkend uitlaten over de betreffende patiënt en vaak lijken op die van de vroegere daders. Op diverse plaatsen in dit boek, waaronder in het hoofdstuk over trauma en stemmen horen van de Nederlandse auteurs Romme en Escher, wordt gewezen op het dissociatieve karakter van dit soort symptomen. De in dit boek onderbelichte vraag doet zich voor in hoeverre dergelijke traumagerelateerde psychosen beter als dissociatieve stoornissen opgevat kunnen worden (Ross 2004). Is dat het geval, dan kan de behandeling van deze ernstige problematiek veel baat vinden bij de fasegerichte behandelmodellen die voor de dissociatieve stoornissen volgens de dsm-iv zijn ontwikkeld.
O. van der Hart