Kwaliteit onderzoek pro Justitia van jongeren.Proefschrift
Een nagenoeg onontgonnen onderzoeksgebied, de rapportage pro Justitia van jongeren. Nochtans een erg belangrijk domein, daar forensische diagnostiek cruciaal kan zijn bij strafrechtelijke beslissingen. Kwaliteitsonderzoek lijkt dus geenszins overbodig, vooral als men weet dat er tot voor kort nauwelijks richtlijnen bestonden met betrekking tot forensisch diagnostisch onderzoek. Dit proefschrift beschrijft nauwkeurig onderzoek op dit vlak, aan de hand van een duidelijk en gestructureerd kwaliteitsmodel en met behulp van gedegen methodologische technieken. Het werk van Nils Duits heeft zo een niet te ontkennen bijdrage geleverd aan de toekomstige praktijk, wat belanghebbenden zeker ten goede zal komen. Tegelijkertijd vallen er enkele belangrijke opmerkingen te plaatsen bij dit werk, vooral met betrekking tot de conclusies en de implicaties voor de praktijk. Kwaliteit werd in dit onderzoek nagegaan vanuit het perspectief van verschillende betrokkenen: de onderzochte, de professional, de organisatie en de overheid. Aan de hand van de 'concept mapping methode', een techniek die specifiek geschikt is voor dit type onderzoek, kon vervolgens een gedetailleerd overzicht van de verwachtingen verkregen worden. Klinisch is dergelijk inzicht essentieel, omdat het een leidraad verschaft voor de forensisch diagnostische evaluatie en de uiteindelijke rapportinhoud. Het verdere onderzoek dat in dit proefschrift wordt toegelicht bouwt hierop voort, en betreft onder meer de mate waarin de aanbevelingen van rapporteurs worden overgenomen door de rechtbank, en in welke mate risicofactoren zoals beschreven in de Structured Assessment of Violence Risk in Youth (savry; Borum e.a. 2002) - een risicotaxatielijst voor agressie bij jongeren - terug te vinden zijn in de dossiers. Beide onderdelen ondersteunen de noodzaak tot professionalisering van het onderzoek pro Justitia bij jongeren. Bij dit werk horen zeker een aantal kanttekeningen. Door het jargon, ontleend aan kwaliteitstheorieën, is het geheel vaak moeilijk leesbaar. Een tweede aspect betreft het onderzochte concept, namelijk kwaliteit. Hoewel vele ermee samenhangende aspecten nagegaan werden, blijft een essentieel onderdeel, namelijk hoe juist en dus hoe kwalitatief de eigenlijke diagnostische conclusies zijn, niet onderzocht. Dit was uiteraard ook niet de opzet, maar tegelijkertijd wordt er onvoldoende gedaan om dit duidelijk te maken. Een derde opmerking betreft de aard van de algemene aanbevelingen. Terecht wordt gesteld dat de adviezen niet helemaal uit het onderzoek voortvloeien. Tegelijkertijd worden bepaalde adviezen geformuleerd die op zich wel logisch lijken, maar die toch niet zonder meer juist hoeven te zijn. Het hanteren van eenduidige indicatiestellingen lijkt evident en belangrijk, maar kan tegelijkertijd eveneens een belemmering vormen voor het vatten van de heterogeniteit van de problematiek. Dat een Forensisch Psychiatrische Dienst (fpd)-achtige instelling als kwaliteitsorganisatie noodzakelijk is staat buiten kijf. De huidige inbedding, bij het ministerie van Justitie, mag evenwel ter discussie gesteld worden, evenals de concentratie van taken in één enkele organisatie, en de mate waarin de onafhankelijkheid van het onderzoek - diagnostisch en wetenschappelijk - hierbij gegarandeerd blijft. Ook dit laatste is een belangrijk kwaliteitsaspect, vooral daar de aard van de uitkomsten van groot belang zijn voor de overheid. Baanbrekend werk dus, goed uitgewerkt, het resultaat van gedegen wetenschappelijk inzicht en ervaring in de praktijk. Tegelijkertijd een moeilijke pil, wat maakt dat dit boek slechts geschikt is voor de ingewijden, personen die zich willen verdiepen in kwaliteitsonderzoek en specifiek promotieonderzoek op dit vlak in het forensisch diagnostische werkveld.
R.R.J.M. Vermeiren