Defining Psychopathology in the 21st Century
Dit boek bestaat uit een vijftiental hoofdstukken, geschreven door respectabele neurowetenschappers die een presentatie gaven op het millenniumcongres van de American Psychopathological Asociation (APPA). Het onderwerp van dat congres is ook de titel van dit boek, dat verdeeld is in vier delen die gaan over spanningen tussen definities, de relatie tussen imaging en psychopathologie, longitudinale onderzoeken en onderzoek naar alternatieven.
De vorderingen in het in kaart brengen van de menselijke genen en het besef van de invloed van die genen op menselijke fysiologie en gedrag maken dat er een toenemende bezorgdheid ontstaat over de bruikbaarheid van de bestaande psychiatrische ziektecategorieën voor deze research. Een nieuwe taxonomie zou beter moeten scoren op criteria als volledigheid, gebruiksvriendelijkheid, klinische significantie, betrouwbaarheid en validiteit. De sleutel hiervoor lijkt te liggen in een meer nauwkeurige en gerichte analyse van klinische en epidemiologische gegevens. Die zal mogelijk opleveren dat bestaande schotten tussen aanpalende syndromen of tussen klinische syndromen en normaliteit moeten worden verschoven of opgeheven.
De verwachting is dat we de komende decennia vele genen en hun eiwitproducten zullen identificeren, gerelateerd aan een taxonomie die zowel genotypisch als fenotypisch 'zuiver' is. Functionele magnetische kernspinresonantie (f-MRI) en andere hersenscanmethoden zullen gedetailleerde informatie gaan verschaffen over de hersengebieden die betrokken zijn bij psychologische functies als zien, horen, geheugen en spraak, alsmede over de over- en onderactiviteit van die gebieden bij bepaalde psychiatrische ziektebeelden. Dat dit geen sciencefiction is, moge blijken uit de beschrijvingen van een functioneel neuroanatomisch onderzoek naar hallucinaties in schizofrenie, en van een onderzoek waarin werd aangetoond dat die hallucinaties beïnvloedbaar waren met transcraniële magnetische stimulatie van bepaalde hersengebieden. Ook is te verwachten dat de epidemiologie belangrijke nieuwe informatie zal leveren over omgevingsrisicofactoren.
De gevolgen van deze ontwikkelingen zijn groot: een taxonomie met een zowel fenotypische als genotypische relevantie biedt immers een solide basis voor de evaluatie van behandelingsmodules (bv. bepaalde medicatie of psychotherapie); het is daarbij goed voorstelbaar dat evidentie voor bepaalde behandelingen straks zal variëren per genotype. Het boek bevat in dat kader voorbeelden op het gebied van alcoholmisbruik, aandachtstekort- hyperactiviteitstoornis en stemmingsstoornissen.
Het lezen van dit boek opent op een overtuigende en fascinerende wijze een blik in de keuken van de psychiatrie van de nabije toekomst. De gerechten die straks op de menukaart komen, zullen voor velen onthutsend zijn. Het boek is niet uitsluitend aan te raden aan de al dan niet toevallig geïnteresseerde lezer, maar ik acht het verplichte kost tijdens de opleiding tot psychiater.
Voor hen onder ons die een strategische beleidsfunctie hebben, is het alle reden om onrustig te worden. We bouwen immers onze nieuwe psychiatrische voorzieningen (regionale psychiatrische centra) soms ver verwijderd van de klinische laboratoria en de neuroimaging-centra waar straks diagnostiek en behandeling zullen plaatsvinden. Ik stel mij na het lezen van dit boek niet meer gerust met de gedachte dat het allemaal wel niet zo'n vaart zal lopen.
D.P. Ravelli